9 Raadsbesluit vervolg/ 41 1. Tussen het besluit tot wijziging en de uitvoering van de wijziging dient voldoende tijd te liggen zodat de bewoners en de bedrijven zich op de gewijzigde straatnaam of het veranderde huisnummer kunnen voorbereiden. Hoe langer deze periode is, hoe minder de gemeente gehouden is tot compenserende maatregelen. In artikel 11 is een periode van één jaar genoemd waarbinnen de oude en de nieuwe straatnaam of huisnummer naast elkaar kunnen worden ge bruikt (lid 3). Deze periode kan voor gewone gevallen als een redelijke voorbereidingsperiode worden gezien. Gevallen die hiervan afwijken, zoals bijvoorbeeld sterk naar buiten tredende bedrijven met een groot klantenpotentieel, moeten op zichzelf worden bezien. In zijn algemeenheid verdient het aanbeveling in een vroegtijdig stadium contact op te nemen met de betrokken bedrijven. De Algemene wet bestuursrecht kent deze verplichting op grond van artikel 4:8. 2Voor de gevallen waarin de gemeente gehouden kan worden geacht tot het vergoeden van de gemaakte kosten is geen algemene norm aan te geven waaruit de hoogte of de vorm van de vergoeding kan worden afgeleid. 3. Indien de wijziging bewoners betreft en er een korte voorberei dingsperiode geldt, dan is het beschikbaar stellen van een aantal adreswijzigingskaarten in de meeste gevallen een redelijke vorm van schadeloosstelling. 4. Bedrijven die ook bij de voorbereidingsperiode van één jaar onevenredig in hun belangen worden getroffen kunnen een aanspraak maken op vergoeding van een deel van de door hen te maken kosten. Daarbij zijn de volgende aspecten te wegen: a. de bevoegdheid van de gemeente om tot wijziging te besluiten; b. het maatschappelijk risico dat een bedrijf dientengevolge is toe te rekenen; c. de lengte van de voorbereidingsperiode; d. de specifieke aspecten van het bedrijf; e. de voorraad naar buiten gerichte kantoorbescheiden en product onderdelen met adresvermelding; f. de actualiteit van de onder e. genoemde zaken; g. het gemiddelde gebruik of de omzet per tijdsperiode van de onder e. genoemde zaken; h. de mogelijkheid tot bedrijfseconomische en fiscale afschrij ving van de onder e. genoemde zaken. De in het tweede lid gehanteerde formulering sluit niet uit dat burgers een aanvraag tot het benoemen van de openbare ruimte bij burgemeester en wethouders indienen. Een dergelijke aanvraag kan in de regel worden aangemerkt als een verzoek van een belanghebbende een besluit te nemen in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1996 | | pagina 237