- 4 -
RAADSBESLUIT vervolg 56
ning van de totale kosten en opbrengsten aan de onroerende zaken
in het exploitatiegebied, zoveel mogelijk naar de mate van het
profijt dat de onroerende zaken hebben van het samenhangend geheel
van voorzieningen van openbaar nut.
3. In het aangevulde bekostigingsbesluit kan worden bepaald dat de begro
ting als bedoeld in het tweede lid onder f. later kan worden vastge
steld. Deze begroting wordt bekendgemaakt op de wijze als bedoeld in
artikel 139 Gemeentewet.
4. Voor de berekening van de in het tweede lid onder f. bedoelde kosten
wordt er van uit gegaan dat het exploitatiegebied in zijn geheel door de
gemeente in exploitatie zal worden gebracht.
ARTIKEL 4 Wijze van toerekening naar mate van profijt.
1. Voor de toerekening van het profijt wordt als rekeneenheid gebruikt het
gemiddelde bedrag van de ten nutte van het exploitatiegebied gemaakte of
te maken kosten per m2 grondoppervlakte
2Onder de grondoppervlakte wordt verstaan de kadastrale oppervlakte van
de onroerende zaken, waar mogelijk ingedeeld naar de in een bestemmings
plan opgenomen geprojecteerde kavels (bouw)grond, vermenigvuldigd met
factoren voor ligging en bestemming en objectieve gebruiksmogelijkheid,
waarin het profijt van de van gemeentewege getroffen voorzieningen van
openbaar nut tot uitdrukking komt
3. Ingeval de toerekening op basis van m2 grondoppervlakte geen geschikte
grondslag blijkt te zijn, geschiedt de toerekening op basis van een
nader door de gemeenteraad te bepalen grondslag welke voorziet in de
aanwezige verschillen in profijt.
ARTIKEL 5 Vaststelling exploitatiebijdrage.
1. De exploitant betaalt als bijdrage in de kosten, verband houdende met
het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden,
het bedrag dat volgens de in de begroting als bedoeld in artikel 3,
tweede lid onder f. uitgewerkte wijze aan zijn onroerende zaak wordt
toegerekend, vermeerderd met de kosten op de afstand van de gronden
bestemd voor de aanleg en/of aanpassing van voorzieningen van openbaar
nut vallende en de kosten van kadastrale uitmeting, en verminderd met de
inbrengwaarde van de bij de exploitant in eigendom zijnde en voor
exploitatie bedoelde gronden en van de gronden welke zijn bestemd voor
het treffen van voorzieningen van openbaar nut en door exploitant aan de
gemeente worden afgestaan.
2. De waarde van de in het eerste lid bedoelde grond die door de exploitant
is ingebracht, wordt door de gemeente en de exploitant gezamenlijk door
middel van taxatie vastgesteld. Indien hierover geen overeenstemming kan
worden bereikt, wordt deze waarde vastgesteld door een commissie van
drie deskundigen, van wie één aan te wijzen door de gemeente, één door
de exploitant en een derde door de beide reeds aangewezen deskundigen
of, indien zij het daarover niet eens kunnen worden, door de ter zake
bevoegde kantonrechter.
3. Indien de exploitant zelf conform artikel 6, derde lid, onder e. voor
zieningen van openbaar nut aanlegt, bestaat de exploitatiebijdrage uit
de bijdrage, zoals deze op grond van het eerste lid van dit artikel
wordt bepaald, verminderd met de kosten van de door exploitant uit te
voeren werkzaamheden, voor zover deze kosten corresponderen met de
begroting van kosten zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder f.