4
Raadsbesluit vervolg/ 106
Artikel 10
1. De commissie wordt tijdig, in de regel 10 dagen van tevoren, ter
vergadering opgeroepen. Een oproepingsbrief vermeldt zoveel
mogelijk de te behandelen onderwerpen.
2. Een vergadering kan slechts plaatshebben indien tenminste de helft
van de vertegenwoordiging van de gemeentebesturen aanwezig is en
tenminste de helft van de organisaties vertegenwoordigd is.
3. Indien wegens onvoltalligheid in de zin van het vorige lid een
vergadering niet kan plaatshebben, worden de aan de orde zijnde
onderwerpen door de voorzitter geplaatst op de agenda van een
binnen tien werkdagen te houden nieuwe vergadering, in welke
vergadering die onderwerpen in elk geval kunnen worden behandeld.
Artikel 11
Elk lid heeft recht onderwerpen ter behandeling aanhangig te maken
door deze schriftelijk op te geven aan de voorzitter. Deze stelt die
onderwerpen zoveel mogelijk in de eerstvolgende vergadering aan de
orde
Artikel 12
1. De vergaderingen zijn besloten.
2. De voorzitter kan hoofden van dienst, andere ambtenaren, alsmede
externe adviseurs, de vergadering doen bijwonen. Dezen kunnen aan
de besprekingen deelnemen.
3. De vertegenwoordigers van de organisaties kunnen zich doen bij
staan door een vertegenwoordiger van het hoofdbestuur van hun
organisatie. Zij zijn voorts bevoegd de onderwerpen van de agenda
binnen de grenzen van een doelmatige en vertrouwelijke behandeling
van zaken aan een voorbespreking in eigen kring te onderwerpen.
4. De voorzitter kan omtrent het in de vergadering behandelde en
omtrent de inhoud van aan de commissie overgelegde stukken geheim
houding opleggen. Deze geheimhouding geldt niet ten opzichte van
de colleges van B&W, alsmede niet tegenover de (vertegenwoordigers
van de) hoofdbesturen van de vertegenwoordigde organisaties.
Artikel 13
De voorzitter kan op verzoek van tenminste twee leden of zo dikwijls
hij dit nodig acht de vergadering schorsen voor een door hem te
bepalen tijd.
Artikel 14
1. Indien in de vergadering moet worden gestemd, brengt elke verte
genwoordiging, bedoeld in lid 2, lid 1, een stem uit.
2. De stem van de vertegenwoordiging van de gemeentebesturen wordt
bepaald door hoofdelijke stemming van de aanwezige leden. Bij het
staken der stemmen beslist de stem van de voorzitter.
3. De stem van de vertegenwoordiging van de organisaties wordt
bepaald door stemming per vertegenwoordigde organisatie, waarbij
iedere organisatie een stem uitbrengt. Bij staking van stemmen
wordt de vertegenwoordiging geacht tegen te hebben gestemd.
4. Alle opvattingen - ook minderheidsopvattingen - worden in de
besluitvorming van het projectcollege betrokken, respectievelijk
worden als zodanig aan het nieuwe bevoegde gezag overgebracht.