die zich veelvuldig aan kleine criminaliteit schuldig maakt. Deze groep bestaat uit personen
van verschillende etnische afkomst.
c. een groep psychiatrische verslaafden (50 a 60 veertigers). De overlast van deze groep beperkt
zich tot verstoring van het straatbeeld door verloederde verslaafden.
d. een jeugdgroep; deze groep bestaat uit ongeveer 300 a 500 jongeren met weekeindeverslaving
aan zogenaamde witte drugs. De personen uit deze groep gedragen zich dikwijls agressief en
zijn niet aanspreekbaar op hun verslaving, aangezien zij zich niet als verslaafd beschouwen.
e. ongeveer 65 Marokkaanse jongeren plegen feiten op het gebied van veel voorkomende
criminaliteit. Het vermoeden bestaat dat zij gok- danwel drugsverslaafd zijn.
Hieronder worden bovenvermelde speerpunten uit de Drugsnota besproken en wordt aangegeven
welke acties worden ondernomen.
3.1. Verslavingszorg
De ontwikkelingen die in de Drugsnota ten aanzien van zorg en preventie rondom de drugs
problematiek door de regering worden gesignaleerd, worden ook in Breda geconstateerd.
Hieronder wordt aangegeven welke acties ten aanzien van de verslavingszorg worden getroffen:
Op basis van de Tijdelijke Wet Stimulering Sociale Vernieuwing (TWSSV) heeft de gemeente Breda
als centrumgemeente, de verantwoordelijkheid voor de ambulante verslavingszorg in de drie WGR-
regio's in West- en Midden Brabant. Dat wil zeggen dat de gemeente Breda van het rijk middelen
ontvangt om de ambulante verslavingszorg in de regio, van Tilburg tot Bergen op Zoom/Roosendaal,
te financieren. De TWSSV heeft een looptijd van 1-1-1994 tot 1-1-1997. Het lag in de bedoeling
de middelen voor ambulante verslavingszorg na afloop van de wet over te hevelen naar het
Gemeentefonds. Dit zal een versnippering van het budget over alle gemeenten tot gevolg hebben.
In een brief aan de fracties van de politieke partijen in de Tweede Kamer heeft het college van
Breda aangegeven ervoor te pleiten de huidige koppeling tussen bestuurlijke verantwoordelijkheid,
zorgplichten het kunnen beschikken over de daartoe noodzakelijke specifieke gelden, te handhaven.
Op deze wijze komen de middelen en de sturingsmogelijkheden terecht bij die gemeenten waar
de problematiek het grootst isIn de Drugsnota wordt gesteld dat naar mogelijkheden wordt gezocht
om te komen tot een toekomstige financieringsstructuur waarbij de huidige werkwijze wordt
gecontinueerd. Om de regionale samenwerking -die noodzakelijk is om versnippering te voorkomen-
te verbeteren, wordt voorgesteld om de middelen voor ambulante verslavingszorg nogmaals tijdelijk,
voor een periode van vier jaar, specifiek aan gemeenten toe te delen. Dit betekent dat de middelen
per 1-1-2001 volgens de algemene maatstaven in het Gemeentefonds terecht komen. Vooralsnog
lijken de herverdeeleffecten dusdanig groot, dat samenwerking tussen gemeenten onvoldoende
is om de versnippering van het budget voor verslavingszorg te compenseren.
Tijdens de behandeling van de Drugsnota in de Tweede Kamer is hierover een motie ingediend.
De Kamer is van mening dat overheveling van het budget voor ambulante verslavingszorg naar
het gemeentefonds een groot risico vormt voor de kwaliteit van de verslavingszorg en daarom
ongewenst is. De regering moet daarom nadere voorstellen ontwikkelen die waarborgen dat de
centrumgemeenten in de regio's over de voor verslavingszorg gereserveerde gelden kunnen blijven
beschikken.
Bovendien heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen waarin gepleit wordt voor een onderzoek
naar de effectiviteit van zowel de intramurale als de ambulante zorg voor verslaafden. De regering
wordt daarom verzocht op zo kort mogelijke termijn bestaande behandelingen in kaart te brengen,
en te voorzien van een kosteneffectiviteits-meting. Op basis hiervan zou dan een mogelijke herijking
4
Regie en Financiering