Toelichting
In de convenanten tussen het Rijk en de grote steden zijn onder meer afspraken
gemaakt over het stimuleren van de stedelijke werkgelegenheid. Ter vergroting
en versterking van de marktsector is in dat kader bepaald dat zogenoemde
actieplannen Economie en Werk zullen worden opgesteld.
Artikel 2
In aansluiting op genoemde plannen zullen de steden investeringsprojecten
uitvoeren. Het gaat daarbij om projecten in de sfeer van aanleg en
revitalisering van binnenstedelijke bedrijventerreinen, het totstandbrengen van
bedrijfsverzamelgebouwen, de bouw van bedrijfshuisvesting in
achterstandswijken, het aanleggen van bruggen en ontsluitingswegen, de
upgrading van winkelgebieden, het stimuleren van innovatief ondernemerschap en
het realiseren van projecten in'de toeristische sector.
De eenmalige bijdrage van 100 min wordt verstrekt in aanvulling op de middelen
die hiervoor reeds in de convenanten zijn uitgetrokken. Hiervan is 60 min voor
de vier grote steden bestemd en 40 min voor de vijftien overige grote steden.
Hiermee geeft het kabinet uitvoering aan de motie van de kamerleden Van der
Ploeg en Ybema(Tweede Kamer, 1994-1995, 24 178, nr. 8) waarin het Kabinet
wordt verzocht een extra financiële impuls ten behoeve van het Grote Steden
Beleid te verstrekken.
Artikel 5
Het gemeentebestuur legt na afloop van het jaar 1996 over de besteding van de
bijdrage verantwoording af door middel van een verslag. Het verslag maakt
onderdeel uit van de gemeenterekening. In het verslag dienen voor wat de
onderhavige bijdrage betreft de uitgaven herkenbaar te worden opgenomen.
Na vaststelling van de gemeenterekening zendt het gemeentebestuur een
gewaarmerkt afschrift van het verslag, voorzien van de accountantsverklaring
bij de rekening en de relevante gedeelten van de accountantsrapportage voor 1
oktober van het jaar 1997 aan de Minister van Binnenlandse Zaken.
Indien de gemeente er voor kiest een afzonderlijk verslag van de besteding van
de bijdrage in te sturen dient dit verslag voorzien te zijn van een
accountantsverklaring.
In het kader van zijn controle op de rekening gaat de gemeentelijke accountant
mede de rechtmatigheid na van de besteding van de bijdrage. Daarbij onderzoekt
hij of de uitkering is besteed ter uitvoering van het in Artikel 2 genoemde
doel.
De accountant van het ministerie van Binnenlandse zaken moet zich ervan kunnen
vergewissen of de hierboven genoemde verklaringen van de gemeentelijke
accountants de gewenste zekerheid geven. Hij kan dit doen in de vorm van een
dossierreview dan wel in de vorm van een evaluerend gesprek met de
gemeentelijke accountant. Het doel van het gesprek is om vast te stellen of de
uitkering is besteed overeenkomstig het in artikel 2 genoemde doel.
Voor geconstateerde onjuistheden gaat de accountant na wat hiervan de
consequenties zijn voor zijn rapportering en zijn verklaring. De accountant
neemt in zijn verslag als bedoeld in artikel 215 van de Gemeentewet op dat door
hem is gecontroleerd. Indien de accountant in zijn verslag bij deze vermelding
geen nadere mededeling heeft opgenomen impliceert dit dat:
a. de controle heeft plaatsgevonden met inachtneming van vorengenoemde criteria
en
b. de accountant met een betrouwbaarheid van 951 heeft geconcludeerd dat de