Gemeente Breda Bijlage II behorende bij raadsvoorstel 1996/ 153 ALGEMENE VOORWAARDEN, WAARONDER DE GEMEENTE BREDA DE RICHTIGE BETALING VAN RENTE EN AFLOSSING VAN EEN DOOR EEN RECHTSPERSOONLIJKHEID BEZITTENDE DERDE BIJ EEN GELDGEVER TE SLUITEN GELDLENING GARANDEERT I. Verplichtingen van de gemeente. De gemeente doet afstand van alle rechten, bevoegdheden en verweermiddelen bij de wet aan borgen toegekend of nog toe te kennen, in het bijzonder van die welke de borg te zijner bevrijding zou kunnen ontlenen aan het bepaalde in de artikelen 6:139, 6:154, en 7:856 van het Burgerlijk Wetboek. II. Verplichtingen van de rechtspersoonlijkheid bezittende derde, die een gemeentelijke garantie heeft verkregen, verder te noemen de geldlener. 1. De geldlener is verplicht de geleende en door de gemeente gegarandeerde geldsom te gebruiken voor het in de aanvraag van de garantie aangegeven object. 2. De onder II. 1 bedoelde geldsom, voor zover niet onmiddellijk nodig voor het aldaar genoemde project, wordt op een geblokkeerde rekening gestort. Uitbetaling geschiedt nadat is aangetoond dat uitgaven moeten worden gedaan. 3. De geldlener is verplicht het onder II. 1 bedoelde object ten genoegen van burgemeester en wethouders tegen brand te verzekeren en de daarmede verband houdende premies tijdig te betalen. 4. De geldlener is verplicht zich ten genoegen van burgemeester en wethouders te verzekeren tegen het risico van bedrijfsschade en wettelijke aansprakelijkheid en de daaraan verbonden premies tijdig te betalen. 5. De geldlener is voorts verplicht het onder II.1 bedoelde object en, indien dit een gebouw is, ook de inventaris behoorlijk te onderhouden en burgemeester en wethouders in staat te stellen hierop controle te doen uitoefenen. 6. De geldlener is verplicht binnen 6 maanden na afloop van het jaar zijn jaarrekening in te zenden aan burgemeester en wethouders. 7. De geldlener geeft onverwijld aan burgemeester en wethouders kennis van het niet nakomen van enige verpliching jegens de geldgever 8. De geldlener is verplicht het onder II. 1 bedoelde object en, indien dit onderdeel van een onroerende zaak uitmaakt, ook de daarbij behorende grond op de eerste vordering van burgemeester en wethouders tegen boekwaarde aan de gemeente in eigendom over te dragen, indien: a. de geldlener zich niet houdt aan de onder II. 1 bedoelde verplichting; b. de geldlener zich niet houdt aan de verplichtingen, voortvloeiende uit de overeenkomst van geldlening; c. de geldlener rechtspersoonlijkheid dreigt te verliezen of wordt ontbonden. 9. Het is de geldlener verboden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders: a. het onder II. 1 bedoelde object te vervreemden of te bezwaren; b. een overeenkomst van geldlening aan te gaan; c. een rekening-courant-overeenkomst aan te gaan; d. een overeenkomst van borgtocht aan te gaan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1996 | | pagina 951