Gemeente Breda
Raadsbesluit 1997/183
Registratienummer 364
Dienst/afdeling RME/JZ
Aantal bijlagen
De raad van de gemeente Breda;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders en met overname van de daarin
vermelde overwegingen;
gelet op de artikelen 49 en 72 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de artikelen
147 en 149 van de Gemeentewet;
besluit
I. vast te stellen de navolgende: "Verordening ter regeling van de procedure bij
toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening
(Procedureverordening bestuursschadevergoeding 1997)
Artikel 1
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a. commissie: de schadebeoordelingscommissie, bedoeld in artikel 2 van deze
verordening;
b. verzoeker: de belanghebbende als bedoeld in artikel 4 9 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening, dan wel degene die zich op grond van enige andere
schadevergoedingsregeling met een verzoek om schadevergoeding tot de
gemeenteraad heeft gewend;
c. bevoegd orgaan: het gemeentelijke orgaan dat in de betreffende wettelijke
regeling dan wel in een gemeentelijke schadevergoedingsregeling is aangewezen om
ter zake van een schadevergoeding een besluit te nemen of, bij gebreke van
zodanige aanwijzing, de gemeenteraad;
d. draagplichtigedegene, anders dan de gemeente, voor wiens rekening de toe te
kennen schadevergoeding is
Artikel 2
1. Burgemeester en wethouders stellen, indien zij daartoe aanleiding aanwezig
achten, een schadebeoordelingscommissie in.
2De commissie bestaat uit één of meer leden en één of meer plaatsvervangende
leden, die deskundig zijn hetzij terzake van de taxatie en/of beheer van
onroerende zaken, hetzij de juridische aspecten betreffende bestuursschade
3. Niet tot lid of plaatsvervangend lid van de commissie kunnen worden benoemd:
a. leden van het college van burgemeester en wethouders of van de gemeenteraad;
b. personen die in dienst zijn van de gemeente.
4. Een lid of een plaatsvervangend lid van de commissie kan tussentijds worden
ontslagen, wanneer:
a. hij of zij daarom verzoekt;
b. hij of zij een ambt of betrekking heeft aanvaard, die ingevolge het derde lid
van dit artikel dan wel anderszinsnaar