Gemeente Breda 2 Raadsvoorstel vervolg/200 Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet 1990 - regels op het gebied van de heffing en de invordering van gemeentelijke belastingen. Voor een aantal belastingen heeft dit een (redactionele) wijziging van verordening tot gevolg. Verder treedt met ingang van 1 januari 1998 de Wet van 2 0 juni 1996 tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht (Derde tranche Algemene wet bestuurs recht) in werking. Middels nog vast te stellen aanpassingswetgeving zal per 1 janua ri 1998 ook het fiscale procesrecht aan het algemene bestuursrecht worden aangepast. Het voorstel tot aanpassing van de verordeningen als gevolg van de wijziging van de formele belastingbepalingen en de inwerkingtreding van de derde tranche Algemene wet bestuursrecht, zullen wij separaat aan uw raad voorleggen. Kwijtschelding De 'Kwijtscheldingsregeling gemeentelijke heffingen 1997' is gebaseerd op artikel 255 van de Gemeentewet. Zoals bekend kunnen gemeenten een strakker of ruimer kwijt- scheldingsbeleid (vanaf 1997 tot 100% van de bijstandsnorm) voeren. Van deze moge lijkheid wordt door de gemeente Breda gebruik gemaakt. Onlangs is bij een amendement van de Tweede Kamer een wijziging aangebracht in de wijze waarop uitvoering kan worden gegeven aan een eigen kwijtscheldingsbeleid. Met ingang van 1 januari 1998 moet voor het vaststellen van het vermogen of het berekenen van het netto besteedba re inkomen de rijksregeling (de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990) worden gevolgd. Doordat het vaststellen van het vermogen en het berekenen van het netto be steedbare inkomen reeds overeenkomstig genoemde rijksregeling geschiedt, heeft deze wijziging geen inhoudelijke gevolgen voor het Bredase kwijtscheldingsbeleid. Wijziging e.g. vaststelling belastincrverordeningen In dit raadsvoorstel wordt een wijziging van de tarieven van de navolgende heffingen voorgesteld: 1. Onroerende-zaakbelastingen 2. Rioolrechten; 3. Hondenbelasting; 4. Precariobelasting; 5. Leges. ad 1. Onroerende-zaakbelastingen Op grond van de 'Verordening onroerende-zaakbelastingen Breda 1997' worden twee belastingen geheven, te weten: de eigenarenbelasting en de gebruikersbelasting. De maatstaf van heffing is de waarde in het economische verkeer van een onroerende zaak zoals die bij voor bezwaar vatbare beschikking (WOZ-beschikking) is vastgesteld en vervolgens bekend is gemaakt. In de verordening onroerende-zaakbelastingen is ge bruik gemaakt van de mogelijkheid het tarief voor woningen lager vast te stellen dan voor niet-woningen. De tarieven 1997 woningen bedragen per elke volle 5.000,00 heffingsgrondslag voor de eigenarenbelasting 8,13 en voor de gebruikersbelasting 6,51. Voor niet-woningen respectievelijk 9,75 en 7,80. Bij een verhoging van 3% komen de tarieven, rekening houdende met de wettelijke limitering ten aanzien van de verhouding tussen de tarieven eigenarenbelasting en gebruikersbelasting alsook de verhouding tussen de tarieven woningen en niet-woningen, op: Woningen: eigenarenbelasting 8,37 gebruikersbelasting 6,70 Niet-woningen: eigenarenbelasting 10,04 gebruikersbelasting 8,04

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1997 | | pagina 1221