Gemeente Breda
Raadsvoorstel vervolg/200
Bij de behandeling van het tariefvoorstel 1997 in de commissie Middelen is aandacht
gevraagd voor een mogelijk verdere verfijning van deze tariefstructuur. Bij de
vaststelling van de verordening rioolrecht in 1992 is bewust gekozen voor de
hierboven vermelde tariefstructuur vanwege de consequenties voor de perceptiekosten
als gevolg van het aangiftesysteem, in relatie tot de geringe effecten van een
verdere verfijning op het tarief voor woningen.
Bij toepassing van de voorgestelde tarieven, wordt voor 1998 een opbrengst riool
recht verwacht van:
categorie a. 10.862.184,00
categorie b. 97.020,00
categorie c. 211.172,00
categorie d. 904 176 00
Subtotaal 12.074.552,00
Af: Kwijtscheldingen en oninbaar 81455200
Totaal 11.260.000,00
ad 3Hondenbelasting
Ingevolge de verordening hondenbelasting is iedere houder van een hond verplicht bij
de aanvang van het houderschap aangifte te doen. Op de naleving van deze verplich
ting vindt jaarlijks een controle plaats in willekeurige gedeelten van de gemeente.
Voor het houden van één hond bedraagt de belasting 138,00, voor elke volgende hond
226,60 en voor een kennel 909,20. Na verhoging met 3% komen de tarieven (na
afronding) voor 1998 op:
a. voor de eerste hond, per jaar 142,20
b. voor elke volgende hond, per jaar 233,40
c. voor een kennel, per jaar 936,40
Op basis van de kwijtscheldingsregeling gemeentelijke belastingen kan voor de hon
denbelasting kwijtschelding worden verleend voor ten hoogste het bedrag dat betrek
king heeft op het houden van één hond. Voor 1998 wordt het totaalbedrag aan kwijt
schelding geschat op 82.000,00. In de concept-begroting is de opbrengst hondenbe
lasting na aftrek van het bedrag aan kwijtscheldingen en oninbare posten begroot op
1.650.000,--.
ad 4Precariobelasting
Op basis van de verordening precariobelasting wordt voor het hebben van voorwerpen
boven, op of onder voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond een precariobelas
ting geheven. In de concept-verordening precariobelasting 1998 zijn tarieven opgeno
men voor verschillende voorwerpen. De uiteindelijk te betalen precariobelasting is
afhankelijk van de omvang en het aantal van de voorwerpen, alsmede de duur dat een
voorwerp boven, op onder de gemeentegrond wordt gehouden. Voor zover er sprake is
van een voorwerp met een geringe afmeting hetwelk vervolgens een zeer korte termijn
aanwezig is, zal de te betalen belasting relatief gering zijn, in enkele gevallen
zelfs minder dan 10,00. Op basis van het kosten-batenaspect hebben wij in artikel
27 van de verordening precariobelasting een efficiencyvxijstelling opgenomen op
grond waarvan geen aanslagen precariobelasting zullen worden opgelegd indien het
totaalbedrag van alle op het aanslagbiljet precariobelasting voorkomende aanslagen
minder dan 10,00 bedraagt.