Gemeente Breda
Raadsvoorstel 1997/220
Registratienummer 777
Dienst/afdeling CON/JZ
Aantal bijlagen
Betreft: Diverse bezwaarschriften op grond van de Algemene wet bestuursrecht tegen
het besluit van de raad tot toepassing van de Wet Voorkeursrecht Gemeenten in het
gebied Teteringen/Breda-Noord-Oost
Inleiding
Bij besluit van 2 0 maart 1997 besloot uw raad tot de toepassing van de Wet
Voorkeursrecht Gemeenten voor het gebied als aangewezen in de structuurvisie
Teteringen/Breda Noord-Oost. Tegen dit besluit is door een aantal eigenaren op grond
van de Algemene wet bestuursrecht een bezwaarschrift ingediend. De bezwaarschriften
zijn in handen gesteld van de commissie voor bezwaar- en beroepschriften, die
belanghebbenden heeft gehoord en terzake advies heeft uitgebracht
Wij stellen u voor om overeenkomstig het advies van de commissie voor bezwaar-en
beroepschriften te beslissen. Dit advies is integraal opgenomen onder de rubriek
motivering/toelichting
Voorstel
1.het bezwaarschrift van de heer F.A.C.M.van Beek te Teteringen niet-ontvankelijk te
verklaren.
2.de bezwaarschriften van A.H.A.van den Berg, P.C.H.M.Backx, PCBloemendaal
H.C.Joosen, C.A.F.van Beek, Akkermans Boomkwekerijen, W.J.P.M.Akkermans en
J.J.M.Akkermans- van Oijen ongegrond te verklaren.
3.het raadsbesluit van 20 maart 1997 in dier voege ambtshalve aan te vullen dat op
de bij dat raadsbesluit behorende kaart de aan de betrokken gronden toegedachte
bestemming wordt aangeduid.
Motivering/Toelichting
De commissie voor bezwaar-en beroepschriften heeft het volgende overwogen:
Op 20 maart 1997 heeft de raad het voorkeursrecht gevestigd op een aantal gronden in
het gebied als omschreven in de structuurvisie Teteringen/Breda Noord-Oost.
Met dit raadsbesluit bekrachtigde de raad het voorstel van burgemeester en
wethouders tot het nemen van dat besluitDe tegen het voorstel van burgemeester en
wethouders ingebrachte bezwaren dienen op grond van het bepaalde in artikel 9a lid 2
geacht te worden te zijn gericht tegen het raadsbesluit. Voorts zijn de tegen het
voorstel van burgemeester en wethouders ingediende bezwaren, voorzover de termijnen
zulks mogelijk maakten, aangemerkt als zienswijzen in het kader van artikel 4:8 van
de Algemene wet bestuursrecht en als zodanig door de raad betrokken bij zijn
besluitvorming als hiervoor bedoeld. Ook na de vaststelling van het raadsbesluit
stond de mogelijkheid van het indienen van een bezwaarschrift open.