Gemeente Breda
2 Raadsvoorstel vervolg/22 0
De indieners van de bezwaarschriften zijn in de gelegenheid gesteld hun bezwaren ten
overstaan van de commissie voor bezwaar-en beroepschriften nader toe te lichten
tijdens de op 27 augustus j.l.gehouden hoorzitting. Van deze hoorzitting is een
verslag gemaakt.
Ten aanzien van de ingekomen reacties overweegt de commissie voor de bezwaar- en
beroepschriften als volgt:
1.F.A.C.M.van Beek.
Bij brief van 14 mei 1997, ingekomen 15 mei 1997 wendt betrokkene zich met zijn
reactie tot burgemeester en wethouders. De bezwaren-termijn eindigde evenwel op 2
mei 1997 zodat het bezwaarschrift te laat is ingediend. Ook zijn geen argumenten
aangevoerd welke deze termijn-overschrijding kunnen rechtvaardigen. Het
bezwaarschrift is daarom niet-ontvankelijk
2Arnvan den Berg
In zijn bezwaarschrift/zienswijze d.d.27 februari 1997 maakt betrokkene kenbaar dat
hij met de eigenaar van het perceel C nr.1908, W.J.P.M.Akkermans, een overeenkomst
heeft gesloten strekkend tot het eerste recht van koop met betrekking tot dit
perceelDe commissie kan zich vinden in de overwegingen welke de raad aan deze
zienswijze heeft gewijd en acht het bezwaar ongegrond.
Tijdens de gehouden hoorzitting heeft betrokkene als procedureel bezwaar aangevoerd
dat het raadsbesluit van 20 maart 1997 niet rechtsgeldig is omdat de raad zich in
zijn besluit baseert op een structuurvisie, welke door de gemeenteraad van
Teteringen werd afgewezen. Naar zijn mening was uitsluitend de raad van Teteringen
tot vaststelling bevoegd en dient de raad van de nieuwe gemeente Breda het
raadsbesluit van de voormalige gemeente Teteringen te respecteren.
De commissie kan bezwaarde in deze kritiek niet volgen. De Wet Voorkeursrecht
Gemeenten geeft de gemeenteraad de bevoegdheid om bij met redenen omkleed besluit
het voorkeursrecht te vestigen op gronden ook voorzover die gronden nog niet zijn
opgenomen in een ter inzage gelegd ontwerp van een structuurplan of bestemmingplan.
In het raadsbesluit van 20 maart verwijst de raad ter onderbouwing voor de opgenomen
gronden en de toegedachte bestemming naar het gebied als omschreven in de
structuurvisie Teteringen/Breda Noord-Oost. Deze structuurvisie was bij de raden van
de voormalige gemeenten Breda en Teteringen bekend, waaraan niet afdoet dat deze
structuurvisie wél de instemming van de raad van Breda(oud), maar niet van de raad
van Teteringen verkreeg. Ook bezwaarden hebben er blijk van gegeven omtrent de
inhoud van de structuurvisie voldoende geïnformeerd te zijn. De commissie is van
mening dat het raadsbesluit van 20 maart 1997 op dit punt voldoet aan de wettelijk
gestelde eisen en acht het bezwaar dientengevolge ongegrond.
3.P.C.H.M. Backx.
In zijn bezwaarschrift merkt betrokkene op dat zijn eigendomspercelen Teteringen B
2926 (ged.) en B 2927 niet zijn gesitueerd in het door de structuurvisie omvatte
gebied zodat het voorkeursrecht ten onrechte op die percelen gevestigd is. Zoals uit
het verslag van de op 27 augustus 1997 gehouden hoorzitting blijkt is door de
gemeente ter zitting aangetoond dat voornoemde percelen wél zijn begrepen in het
gebied van de structuurvisie en is door betrokkene in deze uitleg berust. De grief
van bezwaarde dat de vestiging van het voorkeursrecht een waardedaling van zijn
eigendommen tot gevolg heeft is door hem niet aannemelijk gemaakt, noch zou zulks
tot de consequentie kunnen leiden dat op die enkele grond van toepassing van de Wet
Voorkeursrecht Gemeenten zou moeten worden afgezien.