Gemeente Breda 3 Raadsvoorstel vervolg/220 Ten aanzien van de eventuele vervreemding van een goed en de daaraan toe te kennen waarde bevat de WVG voldoende waarborgen. Tijdens de gehouden hoorzitting heeft betrokkene nog melding gemaakt van een bij notariële acte gevestigd voorkeursrecht op de voornoemde percelen. Indien zulks het geval zou zijn is het bepaalde in artikel 10, tweede lid sub e van toepassing. De commissie verklaart de bezwaren ongegrond. 4PCBloemendaal Belanghebbende maakt bezwaar tegen de vestiging van het gemeentelijk voorkeursrecht op een gedeelte van zijn eigendommen omdat hij aantasting van het woongenot van zijn boerderij en een waardedaling van zijn bezit vreest. De commissie is van mening dat, wat er ook zij van vermeende aantasting van het woongenot cqwaardevermindering dit een aspect betreft dat eerst bij een eventuele vervreemding van het goed en de in dat kader te bepalen prijs aan de orde kan komen. 5H.CJoosen. Het bezwaarschrift van de heer Joosen is door de raad als zienswijze betrokken bij de vaststelling van het raadsbesluit van 20 maart 1997. De commissie deelt de overwegingen van de raad naar aanleiding van deze zienswijze en acht de bezwaren ongegrond 6.C.A.F.van Beek. Het bezwaarschrift van de heer van Beek is door de raad als zienswijze betrokken bij de vaststelling van het raadsbesluit van 20 maart 1997. De commissie deelt de overwegingen van de raad naar aanleiding van deze zienswijze en acht de bezwaren ongegrond. Naar aanleiding van de opmerkingen van bezwaarde over de status van de structuurvisie verwijst de commissie naar haar overwegingen aangaande het bezwaarschrift van Arn.van den Berg. 7.W.J.P.M.Akkermans/J.J.M.Akkermans-van Oijen/Akkermans Boomkwekerijen b.v. De bezwaarschriften van de heer en mevrouw Akkermans en Akkermans Boomkwekerijen zijn door de raad als zienswijzen betrokken bij de vaststelling van het raadsbesluit van 20 maart 1997. De commissie deelt de overwegingen van de raad naar aanleiding van deze zienswijzen en acht de bezwaren ongegrond. Ten aanzien van het bezwaar van WJPMAkkermans met betrekking tot het met Arn.van den Berg overeengekomen recht van koop verwijst de commissie naar het verhandelde onder punt 2. Aan het hiervoor besprokene voegt de commissie nog het volgende toe: Het besluit van de raad d.d.2 0 maart 1997 is gebaseerd op artikel 8 van de Wet Voorkeursrecht Gemeenten. Het eerste lid van dit artikel schrijft voor dat bij het raadsbesluit een kaart behoort "waarop de betrokken gronden en de aan die gronden toegedachte bestemming zijn aangeduid". Het is de commissie gebleken dat op de bij het raadsbesluit van 20 maart 1997 behorende kaart, de toegedachte bestemming niet is vermeld. Gelet echter op de samenhang tussen het dictum van het raadsbesluit en de bijbehorende kaart en gegeven de wél in het dictum aangeduide "toegedachte bestemmingen", acht de commissie deze omissie niet overwegend, te meer niet nu niet gebleken is dat daardoor belanghebbenden in hun positie zijn benadeeld. De commissie adviseert de desbetreffende omissie bij het in het kader van de heroverweging te nemen raadsbesluit te repareren.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1997 | | pagina 1347