In afwijking van het eerste lid wordt de uitkering toegekend voor de duur van ten hoogste zes maanden, indien belanghebbende korter dan drie maanden wethouder is geweest. 3. In geval van tussentijds eindigen van de uitkering krachtens artikel 7, onder c, wordt de volgende uitkering toegekend tenminste tot het tijdstip, waarop eerstgenoemde uitkering zou zijn geëindigd ingeval artikel 7, onder c, buiten toepassing was gebleven. Voortzetting van de uitkering Artikel 3 1. Indien de belanghebbende ten tijde van zijn aftreden als wethouder de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt en hij in het tijdvak van twaalf jaren dat direct aan zijn aftreden voorafgaat ten minste tien jaren wethouder is geweest, wordt de uitkering voortgezet tot het tijdstip waarop hij de leeftijd van 65 jaar bereikt. 2. In bijzondere gevallen kan de raad beslissen dat met inachtneming van artikel 7, onder b, de uitkering zal worden voortgezet voor een nader vast te stellen termijn, welke op dezelfde wijze kan worden verlengd Bedrag van de uitkering Artikel 4 1. De uitkering, bedoeld in artikel 2, bedraagt gedurende het eerste jaar 80 percent en vervolgens 70 percent van de laatstelijk als wethouder genoten wedde, inclusief vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering. 2. De uitkering, bedoeld in artikel 3, lid 1, bedraagt 70 percent van de laatstelijk als wethouder genoten wedde, inclusief vakantie-uitkering en de eindej aarsuitkering 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "laatstelijk genoten" verstaan: waarop aanspraak bestond of bij uitoefening van het ambt zou hebben bestaan op de dag, voorafgaande aan die waarop belanghebbende heeft opgehouden wethouder te zijn. 4Indien bij algemene maatregel van bestuur in de bezoldiging van het rijkspersoneel een wijziging wordt aangebracht, wordt de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde laatstelijk genoten wedde, inclusief vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering, voor de toepassing van die leden met ingang van het tijdstip van ingang van die bezoldigingswijziging overeenkomstig die wijziging aangepast Voortzetting van de uitkering Artikel 4a 1. Indien belanghebbende op de dag waarop de duur van de uitkering eindigt geheel of gedeeltelijk algemeen invalide is, wordt, met inachtneming van het gestelde in artikel 7, de uitkering voor de duur van de invaliditeit voortgezet op de voet van artikel 4b.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1997 | | pagina 1376