Einde van de uitkering
Artikel 7
De uitkering eindigt
a. met ingang van de dag, volgende op die waarop belanghebbende is overleden;
b. met ingang van de dag waarop belanghebbende de leeftijd van 65 jaar
bereikt
cmet ingang van de dag waarop belanghebbende weer als wethouder in deze
gemeente optreedt;
d. met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin
burgemeester en wethouders ten aanzien van een uitkering als bedoeld in
artikel 4a, eerste lid, hebben vastgesteld, dat de algemene invaliditeit
minder dan 25 percent is geworden.
Schorsing
Artikel 8
1. De betaling van de uitkering kan door burgemeester en wethouders worden
geschorst indien en voor zolang belanghebbende niet de mededeling of opgave
doet als bedoeld in artikel 5, lid 7.
2. Indien de in het vorige lid bedoelde verplichting alsnog wordt nagekomen,
wordt de uitkering over de tijd van schorsing alsnog uitbetaald.
Uitkering bij overlijden
Artikel 9
1. Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de gewezen wethouder wordt aan de
nabestaande zoals bedoeld in artikel 12van wie de overledene niet
duurzaam gescheiden leefde, een bedrag uitgekeerd, gelijk aan de uitkering
over een tijdvak van drie maanden.
2. Laat de overledene geen weduwe of weduwnaar na, van wie hij,
onderscheidenlijk zij, niet duurzaam gescheiden leefde, dan wordt
evenbedoeld bedrag uitgekeerd ten behoeve van de minderjarige wettige of
natuurlijke kinderen van de overledene, of minderjarige kinderen waarover
de overledene ten tijde van het overlijden de pleegouderlijke zorg droeg.
Onder pleegouderlijke zorg wordt verstaan de zorg voor het onderhoud en de
opvoeding van het kind als was het een eigen kind, onafhankelijk van enige
verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding daarvoor.
Ontbreken ook zodanige kinderen, dan geschiedt de uitkering, indien de
overledene kostwinner was van ouders, meerderjarige kinderen, broeders of
zusters, ten behoeve van deze betrekkingen.
3Laat de overledene geen betrekkingen als bedoeld in het eerste en tweede
lid na, dan kan het aldaar bedoelde bedrag geheel of ten dele worden
uitgekeerd voor de betaling van de kosten van de laatste ziekte en van de
lijkbezorging, indien zijn nalatenschap voor de betaling van die kosten
ontoereikend is