Gemeente Breda
Raadsvoorstel vervolg/256
Deze positieve resultaten staan in schril contrast met de situatie van
vóór 1990. Immers de noodzaak tot het opstellen van een
verlichtingsstructuurplan was het feit dat de verlichtingssterkte met 60
a 70 was teruggebracht als gevolg van de energiecrisis van 1973.
In 1988 werd onder invloed van zeer veel klachten een beperkt deel van
de genoemde besparingsmaatregelen weer teniet gedaan.
Onder maatschappelijke druk werd de aandacht gevestigd op een toenemend
gevoel van onveiligheid bij de burgers, m.n. kwam dit voor bij ouderen,
vrouwen en meisjes die zich in hun vrijheid beperkt voelden en 's-avonds
de deur niet meer uit durfden, danwel bepaalde fietspaden, straten en
pleinen meden. Omdat verlichting een probleem was geworden, stond dit
onderwerp hoog op de politieke agenda.
In het verlichtingsstructuurplan van 1990 werden de kosten van de
verbeteringsmaatregelen indicatief geraamd op 10,4 miljoen (prijspeil
1989)Hierin waren geen bedragen geraamd voor het vervangen van
lichtmasten en het verbeteren van de verlichting in winkelcentra, parken
en het voetgangersdomein.
Dit betekent dat de beschikbare middelen van de jaarschijven 1990 t/m 1997
niet voldoende waren voor het volledig realiseren van alle noodzakelijke
verbeteringen m.a.w. het karwei van 1990 is nog niet klaar.
Gedurende de periode 1990 t/m 1997 is ca. 9,7 miljoen (incl. 1997)
beschikbaar gesteld voor verbeteringen, terwijl voor ca. 8,4 miljoen
(incl. 1997) is gerealiseerd.
In de periode 1990 t/m 1997 werden ruim 10.000 nieuwe armaturen
gemonteerd. Opmerkelijk hierbij is dat het jaarlijkse stroomverbruik van
de installaties ondanks de groei van de stad, de toename van het aantal
lichtmasten en de aanzienlijke verbetering van de lichtkwaliteit in de
periode 1990 t/m 1996 met ruim 10% is afgenomen. Dit komt voornamelijk
door het toepassen van energiezuinige lampen en voorschakelapparatuur,
waardoor een hoger rendement wordt bereikt t.w. een daling van het
opgenomen vermogen per lamp van ca. 90 W. in 1990 naar ca. 60 W. in 1996.
Het zal duidelijk zijn dat naast financiële voordelen ook de
milieubelasting aanzienlijk is gedaald.
In de tot 2006 lopende overeenkomst met de PNEM heeft de gemeente de PNEM
opgedragen en heeft de PNEM de taak op zich genomen om aanleg, beheer en
onderhoud van de openbare verlichting voor de gemeente te verzorgen.
De samenwerking tussen de gemeente en de PNEM is als volgt:
De ontsteekpunten en het stroomnet zijn eigendom van de PNEM. De PNEM
verzorgt de aanleg en het onderhoud hiervan voor eigen rekening. Alleen
als voor de aanleg van een O.V. kabel een aparte sleuf gegraven moet
worden zijn de kosten van het graven, dichten en herstel van de bestrating
voor rekening van de gemeente.
De aansluiting op het stroomnet, dat zijn de aansluitmof en de
aansluitkabel naar de lichtmast, en de overige delen van de installaties