6.5 Lampremplace.
6.6 Onderhoud.
6.7 Schilderen.
6.8 Storingen.
10
Qiuck Scan Beleidsplan Openbare Verlichting 1990 -1997 Gemeente Breda.
In het ontsteekpunt worden de kabels beveiligd tegen overbelasting en kortsluiting en kunnen ze tevens
spanningsloos geschakeld worden voor het uitvoeren van onderhoud aan de installaties. Het energiever
bruik wordt in elk van de ontsteekpunten gemeten.
Lampen worden na het verstrijken van het als maximum gehanteerde aantal branduren vervangen door
nieuwe. Voor de compactfluorescentielampen wordt een levensduur van 12.000 uur of 3 jaar aangehou
den, voor de overige lampen 6.000 uur of 1,5 jaar. Voor incidenteel toegepaste afwijkende lampsoorten
worden aangepaste levensduren gehanteerd.
Tijdens het verwisselen van de lampen wordt tevens het armatuur gereinigd en visueel geïnspecteerd.
Het deurtje onder aan de mast wordt verwijderd, de sluitschroef wordt gesmeerd en de aansluiting wordt
gecontroleerd. Met behulp van een op de accu van de hoogwerker aangesloten omvormer (trangulator),
wordt de werking van de nieuwe lamp(en) gecontroleerd. Tevens wordt de conditie van de mast bekeken.
Aan de hand van ervaringen met het meer of minder voortijdig uitvallen van lampen worden de perioden
van lampvervanging aangepast. Door trillingen gaan bijvoorbeeld de lagedruk natriumlampen aan mas-
(t ten met lange uithouders eerder kapot. Het is te verwachten dat de compact fluorescentielampen met
elektronische voorschakelapparatuur langer mee kunnen dan de aanvankelijk gehanteerde termijn van 3
jaar. Voor lichtmasten op moeilijk bereikbare plaatsen wordt geëxperimenteerd met lampen met twee
branders. Als één van de twee branders is ontstoken blijft de andere uit. De levensduur van deze lampen
is twee maal zo lang als die van vergelijkbare lampen met één brander.
Naast het periodiek vervangen van de lampen beperkt het onderhoud zich tot het incidenteel repareren en
vervangen van defecte of versleten onderdelen. Is reparatie niet mogelijk of zinvol dan volgt vervanging
door onderdelen zoals die op het moment van vervanging voor nieuwe installaties gebruikelijk zijn.
Lichtmasten, die geheel of gedeeltelijk nog in voldoende goede conditie verkeren, worden geschikt ge
maakt voor het monteren van de vervangende armaturen Indien nodig wordt hiertoe een nieuw mastop-
zetstuk geplaatst of wordt door verbuigen de uithouderhoek aangepast aan de nieuwe armatuur.
Nieuwe verzinkte lichtmasten worden geschilderd als de zinklaag versleten is. Wordt in een bestaande
situatie een mast vervangen door een nieuwe dan wordt die meteen in de voor die wijk gebruikelijke
kleur geschilderd. De PNEM geeft periodiek aan welke masten aan een schilderbeurt toe zijn. De ge
meente dient aparte opdrachten te verstrekken voor het daadwerkelijk schilderen van de masten.
Voor verschillende situaties worden verschillende kleuren toegepast. In de binnenstad is dat meestal
aluminiumkleurig of een andere lichte kleur of groen. Opvallend is dat deze masten er door beschadigin
gen en vervuiling vaak rommelig uitzien. Bij donkerdere masten valt dit minder op.
Burgers kunnen storingen en schaden aan de verlichting doorgeven aan een vijftal meldpunten. De meld
punten geven dagelijks de meldingen door aan de PNEM. Volgens de huidige afspraken met de PNEM,
worden de storingen binnen veertien dagen verholpen. Ernstige gevallen, waarbij gevaar voor de omge
ving bestaat, worden onmiddellijk verholpen. Als het er naar uitziet dat het verhelpen van een storing
meer dan veertien dagen gaat duren, wordt dit meteen door de PNEM doorgegeven aan het meldpunt.
Wekelijks wordt door de PNEM aan de meldpunten doorgegeven welke storingen verholpen zijn, maan
delijks wordt een overzicht verstrekt. In het overzicht wordt zo mogelijk de oorzaak aangegeven en
ea® Rapport 126-01-101
juli 1997