10.2 Uitvoering van aanleg, beheer en onderhoud.
10.3 Beheersinformatie.
16
Qiuck Scan Beleidsplan Openbare Verlichting 1990 -1997 Gemeente Breda.
de totale inrichting van de buitenruimte wordt meegenomen en dat er bij het ontwerpen van bestrating,
openbaar groen en andere inrichtingselementen, rekening wordt gehouden met de mogelijkheden en on
mogelijkheden om tot een goede verlichting te komen. JHij of zij zal de persoon moeten zijn waarop de
vijf gemeentelijke districtsmanagers, die uiteindelijk yerantwoordelijk zijn voor de totale inrichting van
hun district, kunnen terugvallen als het gaat om de openbare verlichting. De medewerker openbare ver
lichting zal zich voortdurend op de hoogte moeten stellen van de ontwikkelingen in de verlichtingstech
niek en in voorkomende situaties eventueel externe deskundigen moeten inschakelen.
De medewerker openbare verlichting zal ook de contactpersoon moeten zijn voor de instanties die daad
werkelijke aanleg, beheer en onderhoud uitvoeren. Hij of zij moet ervoor zorgen dat het gemeentelijke
beleid wordt uitgevoerd.
De huidige situatie, waarbij de PNEM de uitvoering van de openbare verlichting in de stad Breda ver
zorgt, is historisch gegroeid en een gevolg van de overgang van het gemeentelijke energiebedrijf naar het
regionale energiebedrijf. Bij deze overgang is een tot 2006 durende overeenkomst met de PNEM geslo
ten. Met deze overeenkomst heeft de gemeente de PNEM opgedragen en heeft de PNEM de taak op zich
genomen om aanleg beheer en onderhoud van de openbare verlichting voor de gemeente te verzorgen. De
daadwerkelijke uitvoering van aanleg en onderhoud wordt door de PNEM aan daartoe gespecialiseerde
installatiebedrijven uitbesteed.
Voor de uitvoering van haar taken brengt de PNEM alle netto kosten van uitbestede werkzaamheden en
ingekochte materialen aan de gemeente in rekening vermeerderd met een opslag van 20%. Voor deze
opslag verzorgt zij de voorbereiding en de opdrachtverlening aan derden, de gehele administratieve en
technische begeleiding en het toezicht bij de uitvoering van de werkzaamheden en de inkoop, opslag en
distributie van de benodigde materialen.
Uit hoofde van de verantwoording voor een efficiënt beheer zal de gemeente er zich steeds van moeten
vergewissen of de huidige werkwijze wel de meest gewenste is en in de toekomst moet worden voortge
zet. De gemeente kan immers ook zelf de taken op zich nemen of ze geheel of gedeeltelijk aan andere
bedrijven uitbesteden. Kwaliteit van de gerealiseerde verlichting en de hiervoor in rekening gebrachte
kosten zijn de criteria waaraan de gevolgde werkwijzen getoetst moeten worden. Bij de huidige manier
van werken kunnen de door PNEM in rekening gebrachte netto kosten voor uitbesteed werk en levering
van materialen eenvoudig getoetst worden aan de in de markt gehanteerde prijzen. Moeilijker ligt het
met de opslag van 20%. De gemeente heeft thans geen inzicht in hoeverre de opslag zich verhoudt tot de
werkelijk verrichte diensten. Overleg met de PNEM kan hier meer duidelijkheid in brengen en wellicht
ook het inzicht dat de samenwerking met de PNEM de goede oplossing is.
Bij het overleg met de PNEM om tot deze nota te komen, is discussie ontstaan over het door de PNEM
aan de gemeente verstrekken van de gegevens uit hun beheersbestand. De PNEM was niet bereid de
gegevens in zodanige vorm te verstrekken, dat derden in opdracht van de gemeente, met behulp van
computers en naar eigen inzicht, de gegevens omtrent de verlichting konden bewerken. De PNEM wilde
niet verder gaan dan het op papier vestrekken van informatie. Voor een goed en verantwoord beheer
door de gemeente is dit echter niet voldoende. Voor het uitvoeren van een gemeentelijk beleid is het no
dig dat de gemeentelijke beheerder of coördinator, inzicht kan hebben in alle aspecten van de verlichting.
Het in deze nota opgenomen overzicht bijvoorbeeld van de mogelijke energiebesparingen, is nu samen
gesteld aan de hand van zeer globale gegevens. Waren de bestandsgegevens voor invoer in een computer
beschikbaar geweest, dan had dit overzicht eenvoudiger samengesteld kunnen worden met meer nauw
keurige ramingen omtrent de omvang en resultaten.
Rapport 126-01-101
juli 1997