0. Inleiding
1. Uitstroombeleid
1.1. Doelgroepgerichte aanpak
-
Met ingang van 1 januari 1996 is de nieuwe Algemene bijstandswet in werking getreden,
waarmede de regelgeving voor bijstandverlening ingrijpend is gewijzigd. Met de nieuwe wet is een
doelmatiger en rechtmatiger uitvoering beoogd. De gemeente heeft meer instrumenten gekregen
om misbruik tegen te gaan en uitstroom te bevorderen. De gemeentelijke verantwoordelijkheden
zijn met het oog hierop vergroot. Hierbij geldt de verplichting om op het punt van fraudebestrijding
en uitstroombevordering met beleidsplannen en beleidsverslagen te gaan werken.
Voor 1996 is een Beleidsplan 1996 vastgesteld door de gemeenteraad van Breda. Ingevolge
artikel 118 van de Abw dient het gemeentebestuur echter niet alleen te zorgen voor een jaarlijks
beleidsplan, maar ook voor een jaarlijks beleidsverslag. Over de uitvoering van de hoofdpunten
van het gemeentelijk bijstandsbeleid, zoals vastgelegd in het beleidsplan, dient met andere
woorden verantwoording te worden afgelegd in het beleidsverslag.
De kern van het beleidsplan voor 1996 werd gevormd door het streven naar het tegengaan van
berustend gebruik, oneigenlijk gebruik en misbruik van uitkeringen (de 'BOM' onder de Algemene
bijstandswet). Dit streven rust op twee pijlers: het beperken van fraude en het bevorderen van uit-
stroom. Met het plan voor 1996 is gestreefd naar een gerichte aanpak van bijstandverlening
binnen deze pijlers. Het plan is daarbij beperkt tot het kader van verlening van algemene bijstand.
Om die reden is niet ingegaan op de verlening van bijzondere bijstand en schuldhulpverlening.
Voor wat betreft het fraudebeleid was de aandacht met name gericht op het beperken van
oneigenlijk gebruik en misbruik. In het beleidsplan is gepleit voor een gerichte aanpak van de
fraudeproblematiek en een instrumentele inzet van middelen. Prioriteiten voor 1996 zijn geduid,
waarbij een belangrijke functie is toegekend aan preventieve onderzoeken.
De doelstelling van het uitstroombeleid bestond uit het terugdringen van de werkloosheid en een
rechtvaardige verdeling van arbeid. Minder burgers afhankelijk van een bijstanduitkering, omdat zij
door betaalde arbeid in hun inkomen voorzien. Het belang van het verkrijgen van arbeid is daarbij
boven een inkomensverbetering gesteld. Met name de samenwerking met het RBA is beschreven
in het beleidsplan (welke doelgroepen krijgen prioriteit, van welke instrumenten wordt gebruik
gemaakt en welke nieuwe instrumenten zullen worden ontwikkeld in 1996).
Tenslotte dient de verordening algemene bijstand van de gemeente Breda van 1996 te worden
geëvalueerd. Eén van de belangrijkste wijzigingen in de Abw betreft de totaal gewijzigde systema
tiek van de uitkeringsnormen. Gemeenten hebben de mogelijkheid gekregen om aanvullend op de
basisnorm (de wet kent nog slechts drie basisnormen) een toeslag te geven aan alleenstaanden
en alleenstaande ouders. Daarnaast heeft de gemeente de mogelijkheid gekregen de uitkering in
bepaalde gevallen te verlagen. De verordening trad in werking gelijk met de Abw per 1 januari
1996 en dient ieder jaar, in het kader van het wettelijk beleidsverslag, te worden geëvalueerd.
De analyse van de categorisering van het klantenbestand van de dienst Sociale Zaken heeft in
de loop van 1996 plaatsgevonden. Dit was mogelijk omdat de dienst SZ reeds per 1-4-95 met de
categorisering was gestart. Deze analyse is kwa inhoud terug te vinden in het beleidsplan 1997.
In 1996 is nog geen start gemaakt met het maken van trajectplannen. Pas vanaf 1997 is door
Beleidsverslag 1996 2