3.2. Repressie: vinger aan de pols
10
organisatie als van de cliënt - niet onnodig een onderzoek door het RIBO wordt ingesteld,
en
met het RIBO termijnbewaking worden gerealiseerd. Termijnbewaking is van belang voor
een betere beheersing van de werkvoorraad en om een beter inzicht te krijgen in de tijd
die wordt besteed aan een onderzoek. Ook is deze termijnbewaking van belang in
verband met de mogelijk aangifte van fraude: voorkomen moet immers worden dat de
termijn tussen het fraudesignaal en de aangifte te lang wordt.
Onmiddellijk bij aanvang van het verslagjaar is deze werkwijze ingevoerd. De termijnbe
waking is ondergebracht bij het RIBO en verloopt naar tevredenheid, in die zin dat nu
volledig inzicht in de afhandelingstermijn bestaat.
Doordat nu, via het fraudemeldingsformulier, alle fraudemeldingen worden geregistreerd door de
fraudepreventiemedewerker, is het mogelijk periodiek te bezien of het fraudebeleid gericht moet
worden bijgesteld, of er projectmatig een bepaalde fraudesoort dient te worden onderzocht en
welke effecten dit heeft op de soort van fraudemeldingen.
In het verslagjaar bleek bijstelling van het fraudebeleid niet nodig. Wel zijn de ervaringen
aanleiding geweest om in het beleidsplan 1997 enkele projecten op te nemen op dit terrein om
verdere gerichte gegevens te verkrijgen.
Periodieke verklaringen
De periodieke verklaring, die nu nog teveel het karakter heeft van een 'inkomstenbrief, zou eind
1996 worden aangepast. Echter als gevolg van technische problematiek (automatiseringsproble
men) is de invoering van de "Periodieke Verklaring" uitgesteld tot in het jaar 1997. Hierdoor is de
gewenste maandelijkse doelmatigheids-controle uitgesteld. Dit neemt niet weg, dat aan de
doelmatigheids-aspecten van het heronderzoek wel aandacht is besteed door middel van het
stellen van gerichte vragen aan de klant tijdens het heronderzoekgesprek.
Heronderzoek
Heronderzoeken hebben vanuit fraudeperspectief de functie van repressieve controle, met name
langs de weg van validering van gegevens.
In 1995 is, bij wijze van experiment, een meer doelmatige wijze van integraal heronderzoek inge
voerd waarbij gebruik gemaakt werd van een uitgebreid heronderzoeksformulier.
De nieuwe procedure en formulieren blijken goed te functioneren, zodat definitieve invoering in
1996 kon plaatsvinden. Omdat na screening van formulieren eerst aanpassingen nodig waren kon
uiteindelijke de invoering pas met ingang van 1 december 1996 worden gerealiseerd.
Beëindigingsonderzoek
Het beëindigingsonderzoek - ook aangeduid als exit-onderzoek - heeft vanuit het oogpunt van
fraudebestrijding op de eerste plaats de functie van repressieve controle. Het effect blijkt vooral
afhankelijk van de mate van medewerking van de cliënt. In 1994-1995 bleek dit een knelpunt:
uitblijvende reacties van cliënten waren vaak een belemmering voor het onderzoek.
De toets op het recht op uitstroompremie is nu aan het beëindigingsonderzoek verbonden. Voor
de betreffende cliënt ontstaat zodoende een groter belang aan dit onderzoek mee te werken.
Verwacht werd dat, althans voor wat de doelgroep van het premiebeleid betreft, de mate van
medewerking hierdoor kon worden bevorderd. In het verslagjaar is deze indruk bevestigd.
Bijzonder onderzoek
Verwacht werd dat door een toenemende inzet op preventieve onderzoeken op langere termijn
ruimte gecreëerd zou worden bij de uit te voeren bijzondere onderzoeken. Voor de korte termijn is
Beleidsverslag 1996