7 Voor de goede orde zij opgemerkt dat het een wijk-of dorpsraad uiteraard steeds vrij staat ook ongevraagd het gemeentebestuur zijn mening te geven over zaken van algemeen belang welke het dorp of de wijk specifiek betreffen. artikel 12: bevat een nadere bepaling over de manier waarop de adviesaanvraag wordt ingericht en behoeft geen verdere toelichting. artikel 13: behoeft geen nadere toelichting. artikel 14: behoeft geen nadere toelichting. Hoofdstuk IV. De artikelen 15 tot en met 18 regelen de bijzondere wijze van inspraak in het geval van de uitvoe ring van een nader onderzoek, een saneringsonderzoek of een daadwerkelijke sanering. Deze vorm van inspraak laten onverlet de wettelijke inspraak-en voorbereidingsprocedures van de Wet bodem bescherming, met name ten aanzien van de voorbereiding van een (door gedeputeerde staten) te nemen beschikking. Met uitzondering van het bepaalde in artikel 17, dat regelt hoe burgemeester en wethouders omwonenden informeren, zijn deze artikelen ontleend aan de Provinciale Milieuveror dening. De Provincie heeft opneming van deze bepalingen als voorwaarde gesteld bij de overdracht op grond van artikel 53 van de Wet bodembescherming van een aantal taken de bodemsanering betreffende aan burgemeester en wethouders. Hoofdstuk V: artikel 19: dit artikel bevat de neerslag van het bepaalde in artikel 150 lid 2.sub d van de Gemeente wet dat in de gemeentelijke inspraakverordening de mogelijkheid wordt gecreëerd voor insprekers om hun beklag te doen over de uitvoering van de verordening. Het klaagrecht wordt in deze veror dening verbreed tot de mogelijkheid om ook een klacht in te dienen over de wjjze waarop uitvoe ring wordt gegeven aan de bepalingen omtrent de wijk-en dorpsraden en de bijzondere inspraak bij bodemsaneringen. Omtrent ingekomen klachten wordt, zoals reeds thans ten aanzien van inspraak klachten gebruikelijk is, de commissie voor bezwaar-en beroepschriften om advies gevraagd. Deze commissie zal betrokken partijen in de gelegenheid stellen omtrent de ingediende klacht te worden gehoord. Hoofdstuk VI: artikel 20: in de huidige situatie functioneren in Breda een aantal raden respectievelijk comité's op een wijze die de in deze verordening voorgestane wijze benadert. Omdat deze bestaande orga nisaties (nog) niet in alle opzichten voldoen aan de eisen welke in deze verordening te hunner aanzien worden gesteld, zou benodigde erkenning onthouden moeten worden. Om dit te voorkomen is een overgangsbepaling opgenomen inhoudende dat bestaande -op een bij de verordening behoren de lijst geplaatste- wijk- en dorpsraden gedurende een periode van twee jaar, tot 1 januari 2000, geacht worden te zijn erkend volgens de bepalingen en eisen ingevolge deze verordening. Op voor noemde datum vervalt de overgangsregeling en zal volledige toetsing aan de bepalingen van deze verordening plaatsvinden. artikel 21: behoeft geen nadere toelichting.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1997 | | pagina 1545