Subsidiecriteria.
De nota Opvoedingsondersteuning geeft op pagina 25, naast de genoemde uitgangspun
ten, de volgende toetsingscriteria voor het subsidiëren van concrete activiteiten:
1. De activiteiten zijn gericht op gezinnen in achterstandssituaties. Dat wil
zeggen: met ouders die laag opgeleid zijn, werkloos zijn of laaggeschoold
werk doen of de Nederlandse taal niet goed machtig zijn, met prioriteit voor
hen die woonachtig zijn in één van de buurten waar sprake is van sociale
achterstanden; en
2. er is sprake van een integraal activiteiten-aanbod waarbij wordt samenge
werkt tussen instellingen, zo mogelijk tussen scholen en andere instellingen;
en
3. er wordt aangesloten bij de aard van de problematiek in de buurt; en
4.a. ouders, leerkrachten, peuterspeelzaalleidsters of andere functionarissen wor
den gestimuleerd om hun interactie met het kind meer te richten op emotio
nele ondersteuning, respect voor de autonomie van het kind, socialisatie en
ontwikkelingsstimulering. Met name ouders worden actief betrokken bij de
activiteiten; of
b. de activiteiten richten zich op het bevorderen van de sociale competentie en
cognitieve en taalontwikkeling bij het kind.
Criterium 1. verwijst niet naar een uitgangspunt, maar heeft betrekking op de geformu
leerde doelgroep. Dit criterium wordt als volgt gewijzigd, gelet op de in de vorige
paragraaf weergegeven (aanvullingen op de) doelgroep:
1. De activiteiten zijn gericht op achterstandssituaties. Dat wil zeggen:
a. kinderen in gezinnen met een lage sociaal-economische status (werkloos en/of
laag opgeleid en/of ongeschoold werk en/of de Nederlandse taal niet goed
machtig), met prioriteit voor hen die woonachtig zijn in één van de buurten
waar sprake is van sociale achterstanden; en/of
b. kinderen waarvan naar het oordeel van het buurtnetwerk jeugdhulpverle
ning een ontwikkelingsachterstand wordt geconstateerd en waarbij deze
achterstand door middel van opvoedingsondersteuning of ontwikkelingssti
mulering verkleind kan worden; en/of
c. ouders, leerkrachten, peuterspeelzaalleidsters of andere functionarissen die
belast zijn met het opvoeden en het stimuleren van de ontwikkeling van
kinderen die tot de doelgroep behoren en daarbij een ondersteuningsbehoefte
hebben; en
Criterium 2. verwijst naar uitgangspunt 4. en stelt nadrukkelijk dat alleen die activiteiten
die in samenwerking worden aangeboden subsidiabel zijn in het kader van het opvoe-
dingsondersteuningsbeleid. Er zijn echter ook activiteiten denkbaar die niet in samenwer
king worden aangeboden, maar wel effectief zijn. Deze activiteiten zouden met dit
criterium niet meer subsidiabel zijn. Dit is niet wenselijk. Daarom wordt toegevoegd dat
'zo mogelijk' samengewerkt moet worden. Het begrip 'integraal activiteitenaanbod'
verwijst naar de afstemming van beleidsvoornemens van zowel gemeenten als uitvoeren
de organisaties. Dit wordt in hoofdstuk 4. verder uitgewerkt. Dit criterium wordt daarom
als volgt gewijzigd:
2. er is sprake van een integraal, op de speerpunten van het gemeentelijke
beleid afgestemd, activiteitenaanbod, waarbij zo mogelijk wordt samenge
werkt tussen instellingen op het gebied van gezondheidszorg, welzijn en het
basisonderwijs;
5
Uitwerkingsnotitie Opvoedingsondersteuning 1997