Pluspakket.
In beginsel moeten de activiteiten van het pluspakket voldoen aan de subsidiecriteria
zoals deze in hoofdstuk 1. zijn gegeven. Ze karakteriseren zich door de term gericht.
De activiteiten die behoren tot het pluspakket:
1. zijn gericht op achterstandssituaties. Dat wil zeggen:
a. kinderen in gezinnen met een lage sociaal-economische status (werkloos en/of
laag opgeleid en/of ongeschoold werk en/of de Nederlandse taal niet goed
machtig), met prioriteit voor hen die woonachtig zijn in één van de buurten
waar sprake is van sociale achterstanden; en/of
b. kinderen waarvan naar het oordeel van het buurtnetwerk jeugdhulpverle
ning een ontwikkelingsachterstand wordt geconstateerd en waarbij deze
achterstand door middel van opvoedingsondersteuning of ontwikkelingssti
mulering verkleind kan worden; en/of
c. ouders, leerkrachten, peuterspeelzaalleidsters en andere functionarissen die
belast zijn met het opvoeden en het stimuleren van de ontwikkeling van
kinderen die tot de doelgroep behoren en daarbij een ondersteuningsbehoefte
hebben; en
2. maken onderdeel uit van een integraal activiteiten aanbod waarbij wordt
samengewerkt tussen instellingen, zo mogelijk tussen scholen en andere
instellingen; en
3. sluiten aan bij de aard van de problematiek in de buurt; en
4.a. stimuleren ouders, leerkrachten of peuterspeelzaalleidsters, om hun interac
tie met het kind meer te richten op emotionele ondersteuning, respect voor
de autonomie van het kind, socialisatie en ontwikkelingsstimulering, waarbij
met name ouders actief betrokken worden bij de activiteiten; of
b. richten zich op het bevorderen van de sociale competentie en cognitieve en
taalontwikkeling bij het kind; en
5. worden aangeboden in een (buurtvoorziening maar kunnen, indien noodza
kelijk, aangevuld worden met activiteiten in de thuissituatie.
Zoals eerder opgemerkt laat bovenstaande onverlet of deze activiteiten ook vanuit het
gemeentelijke budget voor opvoedingsondersteuning gefinancierd zullen worden. Wan
neer een activiteit uit een andere (wettelijke) regeling gefinancierd kan worden, ligt daar
in beginsel de financieringsbron. Dit betekent dus dat het pluspakket bestaat uit activitei
ten die voldoen aan de bovenstaande voorwaarden en vanuit verschillende bronnen
gefinancierd kunnen worden.
Met de genoemde voorwaarden voor het pluspakket wordt de gemeentelijke prioriteit
aangegeven. In BIJLAGE III wordt een beslismodel gegeven. Aan de hand hiervan kan
per activiteit bepaald worden of deze tot het pluspakket gerekend kan worden.
Wanneer een activiteit tot het pluspakket gerekend wordt en er geen andere financie
ringsbron is, dan kan deze activiteit voor gemeentelijke subsidie in aanmerking komen.
13
Uitwerkingsnotitie Opvoedingsondersteuning 1997