Bijlage bij raadsvoorstel en -besluitnr. 34
MEMORIE VAN TOELICHTING
VERORDENING ONROERENDE-ZAAKBELASTINGEN BREDA 1997
Inleiding
De Verordening onroerende-zaakbelastingen Breda 1997 is gebaseerd op
de Gemeentewet zoals die ingevolge de Aanpassingswet Wet WOZ per 1
januari 1997 luidt. De tekst van deze verordening komt overeen met de
modelverordening onroerende-zaakbelastingen van de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten. In de betreffende verordening zijn de verant
woordelijkheden op WOZ- en op heffingsgebied goed gescheiden. Voor de
waardebepaling en de waardevaststelling wordt in de verordening verwe
zen naar de relevante hoofdstukken of artikelen van de Wet WOZ. Dit
betekent, dat een belanghebbende die kennis wil nemen van de verorde
ning, voor de maatstaf van heffing terug zal moeten grijpen op de Wet
WOZ.
Artikelscrewiize toelichting
Artikel 1 Belastingplicht
Eerste lid
In dit lid worden de binnen de gemeente gelegen onroerende zaken als
belastingobject aangewezen. Onder onroerende zaken dienen te worden
verstaan al hetgeen onroerend is op grond van de voorschriften van het
nieuw BW dan wel op grond van de mijnwetgeving.
Ter zake van iedere onroerende zaak kunnen twee belastingen worden
geheven. De belasting wegens het gebruik van een onroerende zaak wordt
aangeduid als gebruikersbelasting. De belasting wegens genot krachtens
eigendom, bezit of beperkt recht als eigenarenbelastingDe belasting
plicht wordt bepaald bij het begin van het kalenderjaar. Indien het
gebruik dan wel het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht
in de loop van het jaar aanvangt of eindigt, dan heeft dat geen
invloed op de belastingplicht voor dat jaar.
Tweede lid
In het tweede lid van dit artikel zijn enkele aanvullende bepalingen
gegeven die betrekking hebben op de gebruikersbelasting.
In onderdeel a is geregeld dat gebruik door de leden van een huishou
den wordt aangemerkt als gebruik door een door het college van burge
meester en wethouders aan te wijzen lid van het huishouden.
Op grond van onderdeel b is degene die een deel van een onroerende
zaak in gebruik heeft gegeven (al of niet tevens eigenaar)ook belas
tingplichtig voor de gebruikersbelasting als hij niet zelf gebruiker
(van een deel) van de onroerende zaak is. Dit betekent dat bij studen
tenhuizen of verzamelkantoorgebouwen waarin meerdere gebruikers zitten
maar die voor de OZB als één object gelden, de verhuurder in de
heffing van de gebruikersbelasting moet worden betrokken. De huurders
zijn dus niet belastingplichtig.
Onderdeel c heeft met name betrekking op onroerende zaken, bijvoor
beeld recreatiewoningen, die voor korte perioden worden verhuurd. De
verhuurder is dan belastingplichtig voor de gebruikersbelasting.
1