Derde lid De vaststelling van de genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, geschiedt in het algemeen op grond van de kadastrale registers. Het kadaster geeft in vrijwel alle gevallen uitsluitsel omtrent de vraag wie de genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is. Is er sprake van een recht dat is afgeleid van een meer omvattend recht (bijvoorbeeld eigendom) dan wordt de bezitter van dit beperkte recht als belastingplichtige aangemerkt. De tot belas tingplicht leidende beperkte rechten zijn: appartementsrecht, erfpachtrechtrecht van opstal, recht van vrucht gebruik, recht van beklemming, recht van gebruik en bewoning en beperkt recht in de zin van artikel 5, derde lid, onderdeel b, van de Belemmeringenwet privaatrecht Artikel 2 Belastingobject In dit artikel is de tekst van het nieuwe artikel 220a van de Gemeen tewet overgenomen. Artikel 3 Maatstaf van heffing Algemeen Met betrekking tot de term "maatstaf van heffing" of "heffingsmaat staf" wordt opgemerkt dat de eerste term wordt gebruikt in de algemene zin; en de tweede in concrete zin (de concrete waarde van een onroe rende zaak)Daarom is in de aanhef van artikel 3 sprake van "maatstaf van heffing" en in het vervolg van de verordening steeds over "hef fingsmaatstaf" Eerste lid In het eerste lid is de tekst van het nieuwe artikel 220c van de Gemeentewet overgenomen. Opgemerkt wordt dat ook tussentijdse waarde- beschikkingen kunnen worden afgegeven (artikelen 25 en 26 van de Wet WOZ)Ingevolge deze artikelen treden die tussentijdse waardebeschik- kingen in de plaats van een eerder afgegeven waardebeschikking en gelden deze ook voor een bepaald tijdvak. Tweede lid Het tweede lid is een zgn. "vangnet-bepaling" en voorziet erin dat indien voor een onroerende zaak onverhoopt geen WOZ-beschikking is vastgesteld, toch een aanslag kan worden opgelegd. De memorie van toelichting noemt als voorbeeld het geval dat een WOZ-beschikking door de rechter is vernietigd vanwege een fout in de objectafbakening. De waardebepaling geschiedt dan zoveel mogelijk op gelijke wijze als voor de andere onroerende zaken, waarvoor wel een WOZ-beschikking is vastgesteld. In de memorie van toelichting wordt opgemerkt dat de waardebepaling in deze gevallen alleen voor het betreffende kalender jaar geldt. Zolang er geen WOZ-beschikking is, dient de waardebepaling dus voor elk kalenderjaar plaats te vinden. Derde lid Voor een wetsfictiegemeente zoals de gemeente Breda is in verband met het bepaalde in artikel 41 van de Wet WOZ het opnemen van een peilda- 2

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1997 | | pagina 216