3
turn in de verordening vereist. De waardepeildatum voor de onroerende
zaken is 1 januari 1994, met uitzondering van die onroerende zaken
welke zijn gelegen in het gebied van de met ingang van 1 januari 1997
opgeheven gemeente Teteringen waarvoor de waardepeildatum 1 januari
1992 is, en de onroerende zaken gelegen in het gebied dat met ingang
van 1 januari 1997 is overgegaan van de gemeente Rijsbergen naar de
gemeente Breda waarvoor de waardepeildatum 1 januari 1995 is.
De zogenaamde tegenbewijsregeling kan leiden tot een peildatum van 1
januari 1995, indien belanghebbende aannemelijk maakt dat de waarde op
1 januari 1995 lager is dan op de door de wetsfictiegemeente gehan
teerde waardepeildatum. Daar de gemeente Breda een wetsfictiegemeente
is, is dit derde lid, waarbij in een en ander wordt voorzien, opgeno
men.
Artikel 4 Vrijstellingen
Algemeen
In de onderdelen a tot en met i zijn de verplichte vrijstellingen
opgenomen. De vrijstellingen in de onderdelen j en k zijn facultatief.
De opzet van de vrijstellingen is erop gericht dat bij het bepalen van
de maatstaf van heffing de waarde van de in de onderdelen a tot en met
k opgesomde zaken buiten aanmerking worden gelaten.
Onderdeel a
Op grond van dit onderdeel is de ten behoeve van de land- of bosbouw
bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond vrijgesteld. Men spreekt
hier wel van de "cultuurgrondvrijstelling". Of er sprake is van land
bouw moet worden beoordeeld aan de hand van artikel 1, eerste lid,
onderdeel b, van de Pachtwet (Stb. 1958, 37)
Onderdeel b
In dit onderdeel staat dat zijn vrijgesteld gebouwde eigendommen
waarvan de ondergrond bestaat uit vrijgestelde cultuurgrond. Het gaat
hier om de "kassenvrijstelling"
Onderdeel c
In onderdeel c is de kerkenvrijstelling geregeld.
In artikel 220d, eerste lid, onderdeel c, van de Gemeentewet zijn twee
categorieën onroerende zaken opgenomen, te weten:
onroerende zaken in hoofdzaak bestemd voor de openbare eredienst;
onroerende zaken in hoofdzaak bestemd voor bezinningssamenkomsten
van levensbeschouwelijke aard.
Bij de tweede categorie is het niet vereist dat het bijeenkomsten
betreft van genootschappen die rechtspersoon met volledige rechtsbe
voegdheid zijn. De onroerende zaak moet "in hoofdzaak bestemd" zijn
voor de omschreven activiteiten.
3