Op grond van art. 3:13, eerste lid Awb, kunnen belanghebbenden hun zienswijze over de aanvraag naar voren brengen. In het tweede lid van art. 5 is gebruik gemaakt van de bevoegdheid van art. 3:13, tweede lid om, bij wettelijk voorschrift te bepalen dat ook aan anderen de gelegenheid moet worden geboden hun zienswijze naar voren te brengen. Artikel 6 Termijnen Het uitgangspunt van de Awb is dat in het wettelijk voorschrift - waaronder ook een gemeente lijke verordening moet worden begrepen - de termijn wordt aangegeven waarbinnen een beschik king dient te worden gegeven (art. 4:13 Awb). Omdat de uitgebreide voorbereidingsprocedure ten minste vier weken duurt, kan overwogen worden de beslistermijn langer te maken (bijvoorbeeld 12 weken). Artikel 7 Aanhouding Het eerste lid bevat een zogenaamde "coördinatiebepaling". Het schrijft voor dat de houder een bouwvergunning verleend wordt. Dat betekent dat het gebouw waarin het kindercentrum gevestigd wordt, voldoet aan de eisen gesteld in het Bouwbesluit, de gemeentelijke bouwveror dening, het bestemmingsplan en redelijke eisen van welstand. Bovendien wordt de bouwvergun ning geweigerd indien een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze is geweigerd (zie artikel 44 %-an de Woningwet). In het Bouwbesluit en de bouwverordening zijn onder meer voorschriften op het gebied van de veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid en energiezuinigheid opgenomen. Kinder centra vallen onder de "niet tot bewoning bestemde gebouwen". Voor de woningen van (gast)ouders gelden de normale eisen die op grond van het Bouwbesluit en de bouwverordening- aan woningen worden gesteld. Overigens is voor de meeste kindercentra niet alleen een bouwvergunning vereist, maar ook een gebruiksvergunning (artikel 6. 1. 1 van de Model-bouwverordening 1992). Een gebruiksvergun ning is namelijk noodzakelijk voor het in gebruik hebben of houden van een bouwwerk waarin aan meer dan tien kinderen jonger dan twaalf jaar dagverblijf zal worden verschaft. De gebruiks vergunning is gericht op het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar en het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand. Burgemeester en wethou ders kunnen aan de gebruiksvergunning voorwaarden stellen aan onder meer: - stoffering en versiering; - uitgangen en vluchtwegen; - installaties; - bewaking en controle; - ventilatie en werkzaamheden; - brandbare, brandbevorderende en bij brand gevaar opleverende stoffen; - afval; - doorlopend toezicht; - brandveiligheidsinstructie en ontruimingsplan; - het maximaal toelaatbare aantal personen in een ruimte van een gebouw of in een gebouw; - de plaats van, het aantal en het type draagbare blustoestellen. Het tweede lid is in beginsel niet in overeenstemming met art. 4:13 Awb, dat voorschrijft dat beschikkingen binnen de bij wettelijk voorschrift (i.e. gemeentelijke verordening) bepaalde termijn moeten worden gegeven. Er is voor gekozen deze bepaling in de verordening op te nemen, omdat het in het belang is van alle belanghebbenden dat een vergunning op grond van de verordening pas wordt afgegeven, wanneer er een beslissing is genomen over de verlening van de bouwvergunning. Artikelgewijze toelichting Verordening Kinderopvang 5

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1997 | | pagina 464