6 Artikel 8 Duur van de vergunning of ontheffing Gekozen is voor een termijn van vijf jaar. Met deze termijn wordt aangesloten bij de maximale werkingsduur van artikel 20 van de Welzijnswet en het Tijdelijk besluit kwaliteitsregels kinder opvang, op grond waarvan gemeenten de verplichting hebben kwaliteitsvoorschriften voor kinderopvang te stellen. Deze verplichting vervalt van rechtswege uiterlijk vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van het Tijdelijke besluit kwaliteitsregels. Wanneer het landelijke kwali teitssysteem bedoeld in artikel 7, vierde lid van de Welzijnswet op een eerder tijdstip functio neert, vervalt artikel 20 van de Welzijnswet (en dus de gemeentelijke verordeningsverplichting) op dat eerdere tijdstip. Artikel 9 Verplichtingen van de houder Het eerste lid voorkomt dat onduidelijkheid ontstaat over de persoon van de houder en de omstandigheden waaronder de vergunning is verleend. Bij het verstrekken van gegevens dient vanzelfsprekend de bescherming van de privacy van personen te zijn gewaarborgd. Artikel 10 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing Het eerste lid, sub d, beoogt te voorkomen dat vergunningen ongebruikt worden gelaten. Men mag ervan uitgaan dat de houder binnen een jaar na het verlenen van de vergunning van start kan gaan met het kindercentrum/gastouderbureau. Het tweede lid omschrijft een bijzondere sluitingsbevoegdheid. Daarnaast zijn burgemeester en wethouders bevoegd bestuursdwang uit te oefenen krachtens artikel 125 van de Gemeentewet. Voordat zij daartoe laten overgaan, dient de houder schriftelijk te worden gewaarschuwd. Een voorbeeld van een dringende omstandigheid die niet uit de verordening voortvloeit, maar toch het belang van de kinderen kan schaden, is een disfunctionerend management van een kinder centrum. Als bij inspectie wordt geconstateerd dat de houder van een kindercentrum of gastouderbureau niet meer aan de eisen voldoet, zal niet in alle gevallen directe intrekking van de vergunning voor de hand liggen. Vaak zal de gemeente met de houder afspraken maken over te nemen maatrege len en de termijn waarbinnen deze getroffen moeten zijn. HOOFDSTUK 2 KWALITEITSREGELS Paragraaf 1 Regels voor alle vormen van kinderopvang Artikel 11 Nadere regels Het eerste lid vloeit voort uit artikel 2, eerste lid, onderdeel a van het Tijdelijk besluit. Deze voorschriften worden nader geconcretiseerd in nadere regels. In het tweede lid wordt de delegatiebevoegdheid van de gemeenteraad aan burgemeester en wethouders geregeld, voor wat betreft de uitwerking van voorschriften voor kindercentra. De in de nadere regels opgenomen voorschriften betreffen alleen onderdeel b (de inrichting, hygiënische toestand en veiligheid van het kindercentrum), onderdeel c (de aan functionarissen en begeleiders te stellen gezondheidseisen) en onderdeel d (de aanwezigheid van gegevens) van dit artikel 11Onderdeel b biedt basis voor uitwerking van artikel 2, eerste lid, onder a, van het Tijdelijk besluit kwaliteitsregels kinderopvang. De onderdelen a, c, en d van artikel 11 worden Artikelgewijze toelichting Verordening Kinderopvang

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1997 | | pagina 465