Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienummer
Dienst/afdeling
Aantal bijlagen
1997/80
979000031
CULT/BIBL
1
Betreft: Tariefsverhoging cd's en video's i.v.m. leenrechtafdracht
Inleiding
De Nederlandse bibliotheken kennen sinds 1986 de regeling leenvergoe-
ding voor het uitlenen van boeken. Sinds die tijd dragen zij leenver-
goeding af voor de door hen uitgeleende boeken. Eind 1992 is in EG-
verband een richtlijn aangenomen die bepaalde dat in alle lidstaten
een wettelijke regeling voor leen- en verhuurrecht moest komen, niet
alleen voor boeken, maar ook voor cd's en video's. De wijze waarop dit
vorm moest krijgen, kon per lidstaat worden vastgesteld.
In Nederland zijn in de loop van 1996 de wijzigingen in de Auteurswet
en de Wet op de Naburige Rechten aangenomen door het Parlement (zie
ook de brief van de VNG die onlangs is gestuurd aan alle gemeentebe
sturen) Daarna zijn de onderhandelingen gestart over de hoogte en de
wijze van toerekening van de leenrechtvergoeding. Het resultaat van
deze onderhandelingen is in december 1996 bekend geworden.
De leenrechtafdracht bedraagt
in 1997 voor boeken voorlopig een vast bedrag, namelijk het
dubbele van de afdracht 1995;
voor een cd of video 0,50 per uitlening;
ƒ2,-- per uitlening voor een cd of video die voorkomt op hitlijs
ten;
voor cd-i en cd-rom zijn nog geen afspraken gemaakt.
De leenrechtafdracht voor cd's en video's is met terugwerkende kracht
ingevoerd vanaf 1 januari 1996.
De wijze waarop met de gevolgen van deze wetswijziging wordt omgegaan,
verschilt per bibliotheekorganisatie en per gemeente, variërend van
volledige doorberekening tot opvangen binnen eigen budget.
Voorstel
1. De tarieven voor het lenen van cd's per 1 juli 1997 te verhogen
volgens inliggend voorstel.
2. De tarieven voor het lenen van videobanden per 1 juli 1997 te
verhogen volgens inliggend voorstel.
3 Een principe-besluit vast te stellen tot verhoging van de tarieven
voor cd-i en cd-rom conform het uitgangspunt zoals vastgsteld bij
verhoging van het leengeld voor cd's en videobanden, ingaande twee
maanden na vaststelling/bekendwording van de leenrechtafdracht
voor deze materialen.