In principe worden er geen of zo weinig mogelijk ontheffingen verleend. Voordat vaststaat dat er geen andere mogelijkheid is dan de container op de weg te plaatsten kan per definitie geen ontheffing worden verleend. Verder kan een ontheffing niet worden verleend indien het geplaatste inzamelmiddel: - schade kan toebrengen aan de weg, gevaar kan opleveren voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik ervan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg. - op zichzelf en/of in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. - overlast bezorgt voor gebruikers van het in de nabijheid gelegen onroerend goed. - de openbare orde en veiligheid schaadt. - het uiterlijk aanzien van de omgeving schaadt - de verkeersvrijheid of- veiligheid schaadt De bovengenoemde opsomming is niet limitatief bedoeld. De voorschriften en beperkingen die aan de ontheffing kunnen worden verbonden, kunnen ondermeer gericht zijn op: het zo min mogelijk de doorgang belemmeren door plaatsing tegen de gevel, het zo min mogelijk het zicht belemmeren, door het vastketenen van de contai ners), het uiterlijk van de container zo schoon en mogelijk te maken, het voorkomen van eventuele overlast voor de omgeving door de containers af te sluiten om zwerfvuil te voorkomen en het gebruik van het inzamelmiddel. Een van de voorschriften heeft betrekking op redelijke eisen van welstand. Omdat het welstandsaspect zich moeilijk laat vangen in algemene beschrijvingen kan het raadzaam zijn een advies van de commissie Welstand, Architectuur en Monumenten (WAM) te vragen. De commissie kan overwegen om een subcommissie met beperkte samenstelling tot deze toets in te stellen. In tegenstelling tot de Buitenruimteverordening is het advies van de commissie niet voorgeschreven. Indien de concrete situatie daartoe aanleiding geeft kunnen burgemeester en wethouders besluiten een advies te vragen. Artikel 6 Een ontheffing heeft een zaaksgebonden karakter. Hiermee wordt aangesloten op de metho diek zoals die in de Wet milieubeheer artikel 8.20 wordt gehanteerd. Een ieder die het bedrijf exploiteert is houder van de ontheffing. Dit kunnen zowel natuurlijke personen als rechtsper sonen zijn. Behalve degene aan wie oorspronkelijk de ontheffing is verleend, kan ook diens rechtsopvolger ontheffinghouder zijn. Dit impliceert niet alleen een recht om van de onthef fing gebruik te maken, maar ook een plicht ervoor te zorgen dat de aan de ontheffing verbonden voorschriften worden nageleefd. De ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd indien de bestaande situatie zich wijzigt of indien men zich niet aan de voorschriften of beperkingen houdt. Gewijzigde omstandighe den kunnen gelegen zijn in een verandering van de afvalinzamelmethodiek in de binnenstad. 9

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1997 | | pagina 556