317), deelneemt aan een experiment als bedoeld in dat besluit.
2. Perioden van werkloosheid, bedoeld in het eerste lid, die niet meer dan twee
maanden door het verrichten van arbeid zijn onderbroken, worden samengeteld.
3. Voor een premie komt niet in aanmerking de belanghebbende op wie de vrijla-
tingssbepalingen met betrekking tot inkomsten uit arbeid van toepassing zijn op
grond van een wettelijk regeling, bedoeld in artikel 1, onder a, ten 1° tot en met
ten 3°.
Artikel 3 Aanvaarding van arbeid
1Burgemeester en wethouders kunnen een premie toekennen aan de in artikel 2
bedoelde werkloze, in verband met het aanvaarden van arbeid, die leidt tot
beëindiging van uitkering voor onbepaalde tijd.
2. In afwijking van het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders een premie
toekennen aan de in artikel 2 bedoelde werkloze, in verband met het aanvaarden
van tijdelijke arbeid, die leidt tot beëindiging van uitkering, indien
a. binnen de referteperiode door de belanghebbende op tenminste 40
werkdagen arbeid is verricht of
b. binnen de referteperiode voor de belanghebbende vanwege zijn arbeid
over tenminste twee maanden geen recht op uitkering heeft bestaan.
3. Indien voor de in artikel 2 bedoelde werkloze in verband met het aanvaarden van
deeltijdarbeid aanvullende uitkering noodzakelijk blijft, kan slechts een premie
worden verstrekt, indien:
a. aan de uitkering geen verplichting is verbonden tot het aanvaarden van
voltijd arbeid, vanwege lichamelijke, psychische en/of sociale belemme
ringen; danwel
b. de belanghebbende blijft voldoen aan de verplichting om uit te zien naar
een volledige baan.
4. Premie in verband met het aanvaarden van arbeid als zelfstandige wordt ver
strekt mits het bedrijf levensvatbaar is.
5. Ingeval van de in het derde of vierde lid bedoelde situatie is het bepaalde in het
tweede lid onverkort van toepassing. Ingeval van de in het vierde lid bedoelde
situatie is het bepaalde in het derde lid eveneens van toepassing.
6. Ingeval van aanvaarding van seizoenarbeid in de land- en tuinbouw op de volle
grond door belanghebbenden wordt geen premie toegekend, als:
a. de belanghebbende naast deze werkzaamheden al een dienstbetrekking
heeft;
b. de belanghebbende al een premie op grond van deze verordening heeft
ontvangen.
Artikel 4 Achteraf gebleken arbeid
1. Geen recht op premie bestaat, als werkaanvaarding achteraf blijkt.
2. Het eerste lid is niet van toepassing, indien de kennisname van arbeid achteraf in
redelijkheid niet aan de belanghebbende verweten kan worden.
Artikel 5 Hoogte van de premie
1. De premie in verband met werkaanvaarding, bedoeld in artikel 3, eerste lid
bedraagt
a. voor een gezin en een alleenstaande ouder: f 2.500,-;
b. voor een alleenstaande: f 1.250,-.
c. voor de belanghebbende als bedoeld in artikel 3, lid 6: 40% van de
netto-verdiensten tot een maximum van f 275,-- per maand.
d. bij deelname aan een experiment als bedoeld in artikel 2, lid 1 onder d:
50% van de onder a en b genoemde bedragen.
2. In afwijking van het eerste lid, onder a en b wordt de premie in verband met
werkaanvaarding, bedoeld in artikel 3, tweede en derde lid vastgesteld naar rato
van de omvang van de dienstbetrekking.
3. De binnen een tijdvak van een jaar, te rekenen vanaf de eerste ontvangstdatum,
te zamen verstrekte premies wordt beperkt tot het bedrag, genoemd in artikel
43, tweede lid, onder i van de Algemene bijstandswet (Stb. 1995, 200).