In het kader van de preventie en bestrijding van armoede en sociale uitsluiting
worden in 1997 opnieuw vrijlatingsbepalingen ingevoerd. Gelet op de stimulans
die van deze vrijlatingsbepaling uitgaat, is het niet gewenst de premieregeling
ook voor deze groep mensen van toepassing te laten zijn.
Artikel 3
Met name in het derde lid is een wijziging aangebracht. Opgenomen is de eis,
dat men blijft solliciteren naar een volledige baan in de situatie dat die verplich
ting aan de betrokkene is opgelegd, terwijl hij (tijdelijk) een deeltijdbaan heeft
aanvaard. Aanvaarding van deeltijdarbeid leidt in die gevallen alleen tot verstrek
king van een premie als de betrokkene ook aan zijn verplichtingen blijft voldoen.
Hiermee wordt voorkomen dat een premie wordt betaald en de betrokkene bijna
gelijktijdig een administratieve maatregel in het kader van de wetgeving krijgt,
aangezien de verplichtingen niet worden nagekomen.
In het zesde lid is een regeling opgenomen met betrekking tot seizoenarbeid. Een
dergelijke regeling ontbrak in het premiebeleid, terwijl regelmatig blijkt dat aan
een dergelijke stimulans behoefte is, mede gelet op het karakter van de te
verrichten werkzaamheden. Ingeval van aanvaarding van seizoenarbeid in de
land- en tuinbouw op de volle grond wordt voorgesteld een premie toe te
kennen. Geen premie wordt toegekend indien:
a. de belanghebbende naast deze werkzaamheden reeds een dienstbetrek
king heeft;
b. de belanghebbende reeds een premie op grond van deze verordening
heeft ontvangen.
Artikel 4
Dit artikel regelt dat geen premie wordt verstrekt, als eerst achteraf blijkt dat
iemand aan het werk is gegaan (uitkeringsfraude). Dit artikel is, ten opzichte van
de 'oude' Bredase verordening, niet gewijzigd.
Artikel 5
In dit artikel wordt de hoogte van de premie geregeld. De bij de herindeling
betrokken gemeenten hanteren verschillende premiebedragen. Gelet op de
uitbreiding van de premiemogelijkheden en de beschikbare middelen (1997) is er
geen mogelijkheid om de premie vast te stellen boven het niveau, zoals dat in
1996 in de gemeente Breda gold. Door aansluiting te zoeken bij de premiehoogte
van de gemeente Breda ontstaat met name voor de gemeente Nieuw-Ginneken
een belangrijke wijziging. Mede om deze reden is voorzien in overgangsrecht.
In dit kader dient voorts gewezen te worden op de vrijlatingsbepalingen in de in
1997 te wijzigen Algemene bijstandswet. Uitgaande van de maximale vrijlating
kan iemand, op grond van de te verwachten vrijlatingsregeling, zolang hij tot de
doelgroep behoort, op jaarbasis f 3.300,- aan extra-inkomen hebben. Een
persoon die niet tot de doelgroep behoort, maar overigens in dezelfde omstan
digheden verkeert, kan op grond van het huidige premiebeleid een premie
ontvangen van maximaal f 2.500,- (gehuwden). Hiermee lijkt een verschil te
ontstaan, doch dit verschil is te rechtvaardigen uit de verschillende doelstellingen
van de regelingen.
De vrijlatingsregeling in de Abw opgenomen uit het oogpunt van armoedebestrij
ding en beoogt daarmee met name een verhoging van het besteedbaar inkomen
gedurende de uitkeringsperiode. De premie op basis van deze verordening is puur
ingegeven door de uitstroomdoelstelling en beoogt met name een zo spoedig
mogelijk beëindiging van de uitkering.