Gemeente Breda
GEMEENTE BREDA
RAADSVOORSTEL 1997 /126
Registratienummer: 978000117
Dienst/afdeling SAW/SZ
BETREFT: Vrijlating inkomsten uit arbeid
INLEIDING
De gemeente krijgt met ingang van 1 oktober 1997 de mogelijkheid om
bepaalde categorieën uitkeringsgerechtigden in aanmerking te brengen
voor (gedeeltelijke) vrijlating van inkomsten uit arbeid. Hiertoe wordt
met ingang van die datum de Abw ca. gewijzigd. De gemeente moet in een
verordening aangeven, welke uitkeringsgerechtigden zij hiervoor in
aanmerking brengt
VOORSTEL
1. Bijgevoegde en als zodanig gewaarmerkte Verordening vrijlating
arbeidsinkomsten 1997 vaststellen.
2. De extra kosten ad 71.000,- in het gemeentelijk aandeel algemene
bijstand 1998, die uit de in deze verordening vastgelegde beleid
voortvloeien, te betrekken bij het aangeven van de bestemming van
het WIW-fonds voor dat jaar.
3. De extra kosten vanaf 1999 te betrekken bij het opstellen van de
begroting voor het gemeentelijk aandeel algemene bijstand.
4. De evaluatie van het bij deze verordening vastgestelde beleid
periodiek te betrekken bij het beleidsverslag Abw.
MOTIVERING/TOELICHTING
Inkomsten worden als uitgangspunt geheel op de uitkering in mindering
gebracht. Tot in 1994 kende de ABW een regeling voor gedeeltelijke vrijla
ting van inkomsten uit deeltijdarbeid. In die regeling werd 25% van die
inkomsten vrijgelaten, met een maximum van 15% van het minimumloon. De
regeling was bedoeld als stimulans om werk te aanvaarden. Uit landelijk
onderzoek bleek, dat de regeling niet effectief was: de vrijlatingsfacili
teit kwam vooral ten goede aan mensen, die toch al een grote arbeidskans
hadden. Bovendien voorzag de regeling niet in een stimulans voor het
aannemen van voltijdwerk; daardoor werd niet bereikt, dat mensen sneller
geen uitkering meer nodig hadden. De regeling werd met ingang van 1 oktober
1994 beëindigd. In plaats daarvan kreeg de gemeente de mogelijkheid om
premies te verstrekken, aan uitkeringsgerechtigden die aan het werk gingen.
De gemeente kon daarbij een meer gericht beleid voeren, nlten gunste van
mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Het beleid van de
gemeente Breda is vastgelegd in de Verordening uitstroompremies. Deze
verordening is recentelijk gewijzigd met ingang van 1 januari 1997 (in
verband met de gemeentelijke herindeling)
In het armoededebat in 199S is door de landelijke politiek gewezen op de
effecten van het afschaffen van de centrale vrijlatingsregeling. Het
inkomen van uitkeringsgerechtigden, die aangewezen waren op deeltijdwerk is
daardoor structureel verlaagd. De vermindering van het inkomenseffect werd
aangegrepen voor de herinvoering van een nieuwe centrale vrijlatingsrege
ling. Die moest dan, meer dan de oude regeling, gericht zijn op bepaalde
groepen mensen. Bovendien moest de nieuwe regeling als inkomensondersteu
nend instrument meer soelaas bieden.
Om die reden werd de regeling - althans in eerste instantie - beperkt tot
die personen, die geen arbeidsplicht hadden: alleenstaande ouders met de
zorg voor een kind tot 5 jaar, en ouderen vanaf 57,5 jaar. Bovendien werd
een 'vrijlating aan de voet' ingevoerd: de eerste 150,- van inkomsten uit
werk blijft geheel vrij, het overige voor 25% (met een totaal maximum van
275,- per maand)De nieuwe regeling wordt opgenomen door wijziging van
artikel 43, tweede lid Abw, waaraan een onderdeel '1.' wordt toegevoegd.
De Tweede Kamer drong echter aan op een bredere regeling. Een nieuwe
vrijlatingsregeling werd vooral gezien als mogelijkheid om het inkomen wat