RAADSVOORSTEL vervolg 126 te verruimen. Bovendien zou de vrijlating sociale participatie kunnen stimuleren. Men vroeg in het bijzonder aandacht voor langdurig werklozen, (alle) alleenstaande ouders en WAO'ers. Deze categorieën hebben doorgaans al langere tijd een minimum-inkomen en lopen dus een groter risico op armoedeproblemen. Bovendien is de kans op werk voor deze groepen gering. De minister voelde niet voor een generale uitbreiding van de regeling. De politieke discussie heeft uiteindelijk geresulteerd in de toevoeging van een tweede nieuw onderdeel ('m.') het het tweede lid van artikel 43 Abw. Daarmee wordt aan gemeenten de mogelijkheid geboden om in een verordening aan te geven, wie er nog meer voor vrijlating in aanmerking komen. Het moet daarbij gaan om een categorie van personen die om redenen van medsiche of sociale aard is aangewezen op het verrichten, van arbeid in deeltijd'Met ander woorden: alleen die groep mensen, van wie de gemeente vaststelt dat zij voor hun bestaansvoorziening op deeltijdwerk zijn aangewezen, heeft recht op vrijlating van inkomsten uit deeltijdwerk. Gelijktijdig met de wijziging van artikel 43 Abw wordt het Inkomensbesluit voor de Ioaw en Ioaz overeenkomstig aangepast. De Ioaw en Ioaz zijn inkomensvoorzieningen voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werklozen, resp. gewezen zelfstandigen. In het Inkomensbesluit is geregeld, welke inkomsten op de uitkering in mindering worden gebracht. Het in deze verordening voorgestelde beleid heeft consequenties voor het premiebeleid, zoals vastgelegd in de Verordening uitstroompremies. Ter wijziging van laatstgenoemde verordening doen wij een afzonderlijk voor stel CONSEQUENTIES: BELEIDSMATIG Premie versus vrij lating Tengevolge van de wetswijziging ontstaat de volgende situatie: - uitkeringsgerechtigden die werk aanvaarden, met een loon dat hoger ligt dan de uitkering, kunnen (ongewijzigd) in aanmerking komen voor een premie op basis van de Verordening uitstroompremies; - alleenstaande ouders met kinderen tot 5 jaar en ouderen vanaf 57,5 jaar, die werk aanvaarden, met een loon dat lager ligt dan de uitkering, komen in aanmerking voor (gedeeltelijke) vrijlating van die inkomsten cp grond van de wet (art. 43, tweede lid, sub 1. Abw) - andere uitkeringsgerechtigden, die volgens de gemeente zijn aangewezen op deeltijdwerk, kom in aanmerking voor (gedeeltelijke) vrijlating van inkomsten op grond van de gemeentelijke vrijlatingsverordening' (op basis van art. 43, tweede lid, sub m. Abw) Vrij 1atingsheleid In laatstgenoemde verordening willen wij de volgende categorieën van uitkeringsgerechtigden aanduiden als rechthebbende voor de nieuwe vrijla tingsfaciliteit a. personen met medische belemmeringen, die om die reden niet voltijd kunnen werken; b. personen, die vanwege het delen van zorg gedeeltelijk zijn vrijgesteld van de arbeidsplicht; c. personen van 50 jaar en ouder; d. personen, die vanwege sociale omstandigheden zijn vrijgesteld van de arbeidsplicht e. personen, die vanwege sociale omstandigheden beperkt beschikbaar zijn voor arbeid, maar niet zijn vrijgesteld van de arbeidsplicht; f. personen, die tenminste 3 jaar uitkering ontvangen. - Voor wat betreft de categorieën a, b en d wordt min of meer direct aangesloten op de wet: deze worden in de wet genoemd in verband met een 2

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1997 | | pagina 837