3
RAADSVOORSTEL vervolg /126
mogelijk vrijstelling van de arbeidsverplichting1
- Bij categorie e gaat het vooral om alleenstaande oudersDe beperking in
arbeidstijd kan immers voortvloeien uit de (nog gedeeltelijk noodzake
lijke) zorg van een alleenstaande ouder voor zijn/haar kind(eren), ook
al zijn die kinderen ouder dan 4 jaar. In het algemeen zal daarvan
sprake zijn, bij de zorg voor kinderen in de lagere-school-leeftijd'
Op individuele gronden kan ook de zorg voor oudere schoolgaande kinderen
aanleiding zijn tot het afstemmen van de arbeidsverplichting. Dat hangt
volledig van de persoonlijke omstandigheden af.
Een andere overweging om deze categorie als rechthebbende aan te wijzen
heeft te maken met de financiële positie van deze groep. Alleenstaande
ouders blijken relatief sneller en meer risico op armoedeproblemen te
lopen dan anderen.
Ook iemand die de verzorging heeft van een huisgenoot, en daardoor
beperkt beschikbaar is voor werk, valt onder deze categorie.
- De categorieën c en f zijn vooral ingegeven door het streven naar het
bevorderen van sociale participatie en het motief van inkomensondersteu
ning. Voor oudere werklozen sluiten wij aan bij de reden voor het
invoeren van een aparte uitkeringsregeling voor deze groep (Ioaw/Ioaz)
de kans om uit de uitkering te komen is voor deze groep zeer gering.
Het opnemen van categorie f is niet onomstreden. Bij de parlementaire
behandeling van de nieuwe vrijlatingsbepalingen hebben bepaalde fracties
in de Tweede Kamer aangedrongen op een wettelijke vrijlatingsmogelijk
heid voor langdurige minima. De minister wilde hier echter niet aan,
vooral omdat zijns inziens langdurig werklozen niet per definitie zijn
aanwezen op deeltijdwerk. Wij achten het echter onomstreden dat door
langdurige werkloosheid de drempels voor het aanvaarden van voltijdar-
beid hoog zijn. De vrijlatingsbepaling kan een stimulans bieden om deze
drempel te slechten. Bovendien is voor deze groep ook het bevorderen van
sociale participatie een belangrijk motief. Daarnaast ontstaat door de
vrijlating van inkomsten perspectief op inkomensverbetering. De vrijla
ting van inkomsten uit arbeid zien wij voor deze groep dan ook als een
belangrijk instrument in het kader van armoedebeleid.
De verordening voorziet in een jaarlijkse beleidsevaluatie. Wij stellen
voor om deze evaluatie op te nemen in het jaarlijkse beleidsverslag over de
uitvoering van de Abw.
CONSEQUENTIESFINANCIEEL
Door de nieuwe vrijlatingsregeling zal de gemiddelde uitkering stijgen,
omdat minder inkomsten worden gekort. Hierdoor stijgen de lasten van het
gemeentelijk aandeel algemene bijstand.
De extra lasten komen tot 1999 voor 10% ten laste van de gemeentelijke
begroting. Vanaf 1999 stijgt het gemeentelijk aandeel vanwege de decentra
lisatie van het toeslagenbeleid. Hoe hoog dat aandeel dan zal zijn is op
dit moment nog niet aan te geven. Dat hangt onder meer af van de landelijke
evaluatie van de herinrichting Abw. Op dit moment wordt rekening gehouden
met een landelijk gemiddelde van 22% gemeentelijk aandeel vanaf 1999.
De extra lasten zijn daarnaast afhankelijk van de bestandsontwikkeling. In
een bijlage is de ontwikkeling van het geraamde bedrag aan inkomsten2 over
de afgelopen en voor de komende jaren in beeld gebracht. Het effect van de
nieuwe vrijlatingsregeling kan op dit moment enkel worden ingeschat.
Voorlopig houden wij rekening met een niveau van inkomstenkorting, dat
nagenoeg gelijk is aan het niveau in 1993, toen nog sprake was van een voor
iedereen geldende vrijlatingsregeling.
Hetzelfde geldt voor de categorieën, die de wetgever zelf voor de nieuwe vrijlatingsregeling in aanmerking heeft
gebracht.
2 Het gaat hierbij om de totale inkomsten van uitkeringsgerechtigden, dus niet alleen om inkomsten uit arbeid.