Algemene toelichting Inleiding Vrijlating van inkomsten en premie Met ingang van 1 oktober 1994 zijn de regels met betrekking tot de vrijlating van inkom sten gewijzigd bij uitkeringen op grond van de Algemene Bijstandswet (ABW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (loaw) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (loaz). De vroegere vrijlatingsregeling bood in principe aan iedere uitkeringsgerechtigde de mogelijkheid om bepaalde bedragen naast de uitkering te verdienen die niet volledig op de uitkering werden gekort. Per genoemde datum is deze mogelijkheid komen te vervallen en worden inkomsten uit arbeid volledig op de uitkering in mindering gebracht. Bij deze gelegenheid is tevens de mogelijkheid komen te vervallen om buitengewone verwervingskosten op inkomsten in mindering te brengen. In plaats daarvan hebben gemeenten de mogelijkheid gekregen eigen beleid te voeren omtrent het stimuleren van uitstroom, onder meer door het verstrekken van individuele premies. Deze mogelijkheid betreft in principe zowel de premie voor het aanvaarden van deeltijd werk als voltijdwerk. In 1997 is de vrijlatingsbepaling voor inkomsten uit deeltijdwerk weer in de wet ingevoerd, althans voor bepaalde categorieën uitkeringsgerechtigden. Vanaf dat moment ligt het niet meer voor de hand om zowel premie te verstrekken als de inkomsten geheel of gedeeltelijk vrij te laten. De herinvoering van deze vrijlatingsbe palingen is dan ook aanleiding geweest tot herziening van deze verordening. Sociale vernieuwing De beleidswijziging heeft in 1994 vorm gekregen door aanpassing van de Tijdelijke wet stimulering sociale vernieuwing (TWSSV). De middelen die ten gevolge van de afschaf fing van de vrijlatingsbepalingen vrijkwamen zijn hiertoe toegevoegd aan het Fonds sociale vernieuwing. Het Kabinet was van oordeel dat de decentralisatie van de vrijlatingsbepalingen een belangrijke uitbreiding vormde van het gemeentelijk instrumen tarium om tot een effectief uitstroombeleid te komen. Het instrument diende dan ook zo spoedig mogelijk beschikbaar te worden gesteld. Hiertoe werd de regelgeving gewijzigd, vooruitlopend aan de integrale herinrichting van de ABW. Voorts heeft de regering wegens de nauwe inhoudelijke samenhang met de sociale vernieuwing gekozen voor onderbrenging in genoemde wet. Doel van de sociale vernieu wing is immers het verbeteren van de positie van mensen die een maatschappelijke achterstand hebben opgelopen of dreigen op te lopen, zodat zij weer zelfstandig en volwaardig aan de samenleving kunnen deelnemen. Een van de drie beleidsgebieden die binnen het terrein van de sociale vernieuwing worden onderscheiden is dat van arbeid, scholing en inkomen, waarbij met name het begeleiden van mensen van een uitkering naar betaald werk centraal staat. Verordening Tot het moment van invoering van de nieuwe Abw was de gemeente vrij in de keuze van de wijze waarop zij hun beleid vorm gaven: beleidsnota, gemeentelijke richtlijnen of een verordening. Vanaf 1 januari 1996 zijn gemeenten, met de invoering van de nieuwe Algemene bijstandswet, verplicht om voor dit beleidsonderdeel een verordening vast te stellen. Per 1 januari 1996 is de eerste 'premieverordening' in werking getreden. De verordening is gewijzigd per 1 januari 1997, in verband met de gemeentelijke herindeling. Belangrijke wijzigingen betroffen toen de verruiming van de rechtscriteria en het overgangsrecht. Naar aanleiding van de herinvoering van centrale vrijlatingsbepalingen voor inkomsten uit arbeid is de verordening per 1 oktober 1997 opnieuw gewijzigd. Daarbij is de premie voor het aanvaarden van betaalde deeltijdarbeid komen te vervallen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1997 | | pagina 850