2
Raadsvoorstel vervolg/ \hr\
Motivering/Toelichting
Zoals reeds gesteld heeft de gemeente Breda op basis van de uitgebrei
de Wet voorkeursrecht gemeenten de mogelijkheid een voorkeursrecht te
vestigen op gronden waaraan een niet-agrarische bestemming is toege
dacht en waarvan het bestaande gebruik afwijkt van de toegedachte
bestemming
Momenteel is tar uitbreiding van het bedrijventerrein Hoogeind een
ontwerp-bestemmingsplan voor het gebied Hoogeind 2e fase in voorberei
ding. Aan de in dit gebied gelegen gronden worden een niet-agrarische
bestemming toegedacht. Wij zijn van mening dat dit gebied in aanmer
king komt bedoeld voornoemd voorkeursrecht van toepassing te verkla
ren
Artikel 8a van de Wet voorkeursrecht gemeenten biedt ons college de
mogelijkheid een voorstel te doen aan uw raad tot het nemen van een
besluit waarbij gronden worden aangewezen, waarvan de eigenaar c.q. de
zakelijk gerechtigde bij vervreemding van zijn recht verplicht wordt
dit recht eerst aan de gemeente aan te bieden. Op 13 mei 1997 hebben
wij besloten een dergelijk voorstel aan uw raad te doen. Ons besluit
is op 16 mei 1997 gepubliceerd in de Staatscourant en dagblad De Stem
en op de gebruikelijke wijze (publicatiebord)
Op grond van artikel 6 Wvg is deze wet met ingang van 17 mei 1997 voor
het gebied Hoogeind 2e fase van kracht. Alle rechthebbenden zijn door
ons schriftelijk geïnformeerd. Belanghebbenden hebben de gelegenheid
gehad tijdens de vergadering van de commissie Economische Zaken en
Grondbedrijf van 24 juni 1997 - ter voldoening aan de hoorplicht van
artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht - hun zienswijze tegen
het ontwerp-raadsbesluit naar voren te brengen.
Aangezien het ontwerp-bestemmingsplan Hoogeind 2e fase nog in voorbe
reiding is is in dit geval gekozen voor een tijdelijk voorkeursrecht
als bedoeld in artikel 8 Wvg met een werkingsduur van ten hoogste twee
jaar. Om het voorkeursrecht definitief te vestigen zal binnen twee
jaar het ontwerp-bestemmingsplan ter visie worden gelegd.
De gemeenteraad dient binnen 8 weken na ons besluit tot het doen van
het desbetreffende raadsvoorstel bedoelde gronden aan te wijzen. De
bijbehorende lijsten van zakelijk-gerechtigden zijn hierbij geactuali
seerd per de datum van inwerktreding van het voorkeursrecht, derhalve
17 mei 1997.
Voor de overige informatie met betrekking tot het voorkeursrecht
verwijzen wij u naar de ter visie gelegd bijlage 1*, die eveneens is
verzonden aan alle rechthebbenden.