-1/3e sociale huur en koop (huur deels tot ƒ710, deels tot ƒ810 koop tot ƒ167.000) -1/3e middeldure huur en koop (ingevuld met koop tot ƒ238.000) -1/3e koop 238.000. Het proqramakkoord bevestigt deze "drie keer 1/3e" verdeling. In kwantitatieve zin is in het raadsbesluit 1996/7. aangaande de hoofdlijnen meerjaren afspraken volkshuisvesting voor de periode 1996 tot 2000. bepaald dat de vier bredase corporaties de mogelijkheid krijgen 1/3e deel van het jaarlijks vast te stellen bouwpro gramma te realiseren in de goedkope sector. Hieraan gerelateerd worden de corpora ties bovendien in de gelegenheid gesteld 25% van het jaarlijks vast te stellen bouwpro gramma van de middeldure sector te realiseren. Beide afspraken gelden onder voorbehoud dat de voor het bouwprogramma benodigde bouwgrond beschikbaar is. In paragraaf 2.3.2. is reeds vermeld dat volgens het woonmilieuonderzoek 1995 (Companen) sub-urbane woonmilieus (waterrand-, bosrand-, dorps-, villa- of tuinstadmi lieu) favoriet zijn. Dit pleit voor meer bouw op buitenstedelijke locaties. Hierdoor kunnen dan binnenstedelijke locaties worden gereserveerd ten behoeve van toekomstige beleidsontwikkelingen in bestaande wijken (bijvoorbeeld herstructureringsoperaties). advies: Op alle locaties zijn zowel de VINEX verdeling 30 goedkoop en 70 marktsector (middelduur en duur), het convenant tussen gemeente en corporaties (3 maal 1/3), de kwantitatieve bepalingen uit de meerjarenafspraken, als de afspraken uit het programaccoord 1997 in principe te realiseren. Voor wat deze aspecten betreft bestaat er geen voorkeur voor een bepaalde (fasering op een) locatie. Voor wat betreft de gewenste woonmilieus ligt dit anders. De favoriete woonmilieus kunnen in principe op alle nieuwe buitenstedelijke locaties worden gerealiseerd, maar in mindere mate op de binnenstedelijke locaties in de bestaande stad. Vanuit deze optiek moet ervoor worden gewaakt om teveel binnenstedelijk te bouwen. Dit heeft tevens als voordeel dat binnenstedelijke locaties kunnen worden gespaard voor toekomstige beleidsontwikkelingen in bestaande wijken. 2.3.4 MILIEU Uitgangspunt van het milieubeleid is een leefbaar en duurzaam Breda. De heroriëntatie over de aantallen woningen en op welke locaties heeft direct gevolgen voor het verste- delijkingsprincipe, de locatiekeuzes, het ambitieniveau van de locaties en de locatiein richting. Getoetst is of de huidige plannen zijn geoptimaliseerd naar milieuaspecten. Hiermee wordt tevens bedoeld of er wordt geïnvesteerd in duurzaamheid. Belangrijke criteria hierbij zijn de beoogde plankwaliteit, de ontwikkeling van nieuwe natuur, de relatie met het stedelijk netwerk, en de mobiliteit. Uitgaande van de duur zaamheidstrategie moet worden bezien of optimalisatie het geval is. Is dit niet zo dan moet worden gekeken of bijstelling mogelijk is of dat op een andere locatie meer kan worden bereikt, of een zwaardere taakstelling kan worden bereikt. Ook kan worden overwogen om extra eisen te stellen aan de invulling. Per locatie heeft dit geleid tot onderstaande bemerkingen. uitbreiding Haagse Beemden De uitbreiding op de locatie Haagse Beemden is vanuit milieuoverwegingen als slecht te typeren. Dit beoordeeld vanuit het oogpunt van mobiliteit en de aantasting van natuur en landschap. Uitbreiding op deze locatie is alleen verantwoord als aan de beoogde 9

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1997 | | pagina 984