Hoofdstuk 1. Aanleiding en doel van de nota
In het tweede GemeentelijkMilieubeleiasplan (GMP-2) worden verschillende doelen gegeven voorhet milieubeleid
gericht op bedrijven.
Actiepunt 30 bepaalt dat er een nota bedrijvenbeleid wordt opgesteld waarin de kaders en uitgangspunten worden
geformuleerd waaraan het milieubeleid richting bedrijven moet voldoen.
Deze nota is de uitvoering van dat actiepunt.
Verder geeft het GMP-2 voor de onderscheiden doelgroepen verschillende doelstellingen. Deze nota geeft aan
op welke wijze de gemeente deze doelstellingen voor de doelgroep "bedrijven" denkt te verwezenlijken.
In de jaarlijkse milieuprogramma's en milieuverslagen worden de concrete doelen en resultaten per jaar weergegeven.
De essentie van het bedrijfsgerichte milieubeleid is dat de doelgroep "bedrijven" minder energie en water gaat
verbruiken, minder afval produceert, minder lucht, bodem en waterverontreiniging veroorzaakt, minder grondstoffen
verbruikt en minder vervoerskilometers maakt. In relatie tot het gebied waarin bedrijven liggen is de essentie
dat bedrijven minder verstoring veroorzaken. In stedelijk gebied richt zich dat met name op de onderwerpen
geluid, stank en andere hinder. In meer landelijke gebieden op het voorkomen van verstoring en vernietiging
van natuur en landschap.
Om deze doelen te realiseren past de gemeente verscheidene instrumenten toe.
De uitvoering van het milieubeleid is de afgelopen jaren sterk ontwikkeld. De wetgeving is veranderd van een
stelsel van sectorale wetten naar een integrale Wet milieubeheer. Verscheidene rijksregelingen stelden middelen
beschikbaar aan gemeenten voor de uitvoering van milieutaken. Ook in de gemeente Breda is op de uitvoering
van het milieubeleid stevig ingezet. De aanpak is in 1991 beloond met de Nationale Milieuprijs. Op dit moment
is er sprake van een basisuitvoeringsniveau dat goed kan worden genoemd. Het streven is erop gericht dat
basisuitvoeringsniveau vast te houden en zo mogelijk te verbeteren.
De versterking van het bedrijfsgerichte milieubeleid heeft met name plaatsgevonden op het gebied van
vergunningverlening en handhaving (hoofdstukken 8 en 18 van de Wet milieubeheer).
De ontwikkelingen staan echter niet stil. De volgende ontwikkelingen dienen beleidsmatig te worden vertaald
naar de uitvoering van het gemeentelijk milieubeleid
-Aflopen van de rijksbijdrageregeling (VOGM) per 1 januari 1998 (Vervolguitkering Ontwikkeling Gemeentelijk
Milieubeleid);
-Invulling geven aan verruimde reikwijdte van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer geeft sinds de wetswijziging
van 1993 in hoofdstuk 8 (vergunningverlening) vergaande bevoegdheden aan gemeenten om bedrijven te bewegen
tot reductie van milieubelasting;
-De ervaring dat het sec uitvoeren van de hoofdstukken 8 en 18 (vergunningverlening en handhaving) van de
Wet milieubeheer niet leidt tot een garantie op het optimale resultaat. Praktijkproeven (landelijk en in Breda)
hebben uitgewezen dat meer resultaat kan worden bereikt in combinatie met stimulerende instrumenten (bijvoorbeeld
PRISMA-projecten);
-De ontwikkeling dat steeds meer bedrijven zelf verantwoordelijkheid nemen voor milieu en daarbij een ander
rol van de gemeente verwachten;
Zie in de bijlagen de resultaten van de Bedrijven-enquête 1997.
-Gevolgen van de MDW-operatie. (Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit, een rijksproject). Het
gevolg voor "milieu" is onder meer dat minder bedrijven over een vergunning hoeven te beschikken. In plaats
daarvan vallen ze onder algemene regels.
Bij deze bedrijven valt het natuurlijke moment "vergunningaanvraag" weg als kader waarbinnen met het bedrijf
gecommuniceerd kan worden over milieu. Het gevolg is dat er gezocht moet worden naar andere aanleidingen
om milieu onder de aandacht te brengen.
-Het afschaffen van de leges voor vergunningen. De Tweede Kamer heeft hiermee ingestemd. Ter compensatie
wordt een bedrag in het Gemeentefonds gestort.
-Het doelgroepbeleid van het Ministerie van VROM leidt tot steeds meer convenanten tussen ministerie en
bedrijfstakken, waarmee de gemeente bij vergunningverlening en handhaving te maken krijgt.
Op een aantal van deze ontwikkelingen wordt al geanticipeerd bij de uitvoering van het milieubeleid. Zo wordt
geëxperimenteerd met een andere benadering van bedrijven en zijn al enkele andersoortige vergunningen verleend.
1