Per 1 januari 1997 heeft de gemeente Breda het zogeheten "adequate niveau" van vergunningverlening bereikt. De adequaatheid heeft met name betrekking op het aantal te verlenen vergunningen op basis van landelijke kengetallen. In mindere mate op de kwalitatieve aspecten van de vergunning. De relatie tussen de vergunning en de concrete milieuresultaten van een bedrijf is zeer vaag. De nadruk bij het toezicht van de Inspectie milieuhygiëne op gemeenten ligt dan ook op de aantallen verleende vergunningen. Daar waar in deze nota over vergunningverlening wordt gesproken wordt bedoeld het toepassen van regulerende instrumenten op basis van milieuwetgeving. In de regel gaat het daarbij om de milieuvergunning op basis van de Wet milieubeheer. Met het instrument "vergunning" wordt de milieubelasting van een individueel bedrijf aan regels en grenzen gebonden. Het gaat daarbij om emissie-eisen, het nemen van bodembeschermende maatregelen, het voorkomen van calamiteiten en risico's. Door het verbinden van voorschriften aan de vergunning wordt de milieubelasting gereguleerd. De meeste voorschriften, zeker in oudere vergunningen, zijn middelvoorschriften met een "end of pipe"-karakter. Het voorschrift dat een bepaald geurfïlter moet zijn geïnstalleerd is daar een voorbeeld van. De bron van de geur blijft onveranderd. Het effect van de geur (stank) wordt verminderd door het voorschrijven van het geurfïlter. In 1993 is de Wet milieubeheer gewijzigd. Deze wijziging wordt aangeduid als de "verruimde reikwijdte". Het toetsingscriterium "gevaar, schade en hinder" werd verbreed naar "bescherming van het milieu". Bescherming van het milieu omvat in ieder geval de zorg voor: -een doelmatige verwijdering van afvalstoffen; -een zuinig gebruik van energie en grondstoffen; en -de beperking van de nadelige gevolgen voor het milieu van het verkeer van personen of goederen van en naar de inrichting. Met deze verruimde reikwijdte wordt in Breda al sinds 1992 ervaring opgedaan. Er is een preventieproject geweest, gericht op het stimuleren van bedrijven om zelf emissies, afval en energieverbruik te verminderen. De preventiemethode is succesvol gebleken bij de bedrijven die haar toepasten. Toch is het niet gelukt om de preventie- aanpak onderdeel te laten worden van de dagelijkse uitvoeringspraktijk van de gemeente. Dit lag niet zozeer aan de methode maar met name aan het onvoldoende toegerust zijn van medewerkers en organisatie. Daarom is in 1996 het traject "milieu in bedrijf" gestart (collegebesluit april 1996). Dit traject heeft als doel om vanuit de medewerkers te bouwen aan de invulling van de verruimde reikwijdte. In het kader van milieu in bedrijf loopt ook het Europees project "STENUM". Voor Breda houdt dit project in dat ervaring wordt opgedaan met een marketinggerichte benadering van bedrijven. In plaats van het opleggen van regels wordt de medewerkers in dit project geleerd meer te overleggen en te onderhandelen met bedrijven over de door hen te bereiken milieudoelstel lingen. Naast deze projecten zijn in de organisatie de nodige maatregelen genomen -De organisatie van de afdeling Milieuzorg Bedrijven is in 1994 veranderd met als nadruk de relatie tussen medewerker en bedrijf. Er zijn teams geformeerd die in een bepaald gebied van Breda werkzaam zijn. Het onderscheid tussen vergunningverlening en preventieve handhaving is minder strak geformuleerd. Ook wordt meer gestuurd op een resultaatgerichte benadering van bedrijven. In plaats van het afleveren van een vergunning wordt gewerkt aan het bereiken van concrete resultaten. -Verbetering van de benodigde vaardigheden voor een andere aanpak door een gericht trainingsprogramma. -Een praktijkgerichte aanpak bij de ontwikkeling en invoering van nieuwe instrumenten. (Zoals het traject milieu in bedrijf bij de metaal-electro-industrie en de grafische industrie.) De theorie staat niet centraal maar wel de invoering van technieken en methoden die in de eigen praktijk zijn bewezen. -Deelname aan het STENUM-project. Door een vergelijking van aanpakken in verschillende Europese steden poogt dit project inzicht te geven in de succes- en faalfactoren van de inzet van het sociaal en communicatieve instrumentarium. Verder loopt er een project waarin ervaringen worden opgedaan met de koppeling van bedrijfsmilieuzorgsystemen 3

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1998 | | pagina 1060