Er is een landelijk doelgroepbeleid het zogeheten doelgroepbeleid industrie en het doelgroepbeleid landbouw
en er is een lokaal doelgroepbeleid op basis van het Tweede Gemeentelijke Milieubeleidsplan.
Het landelijk doelgroepbeleid "industrie" houdt in dat op landelijk niveau afspraken worden gemaakt tussen
bedrijfsleven en overheid over emissiereducties per bedrijfstak. Voorbeelden hiervan zijn de MeerJarenAfspraken
energie (MJA) met verschillende branches van bedrijven en de convenanten met verschillende branches zoals
het Convenant Metaalindustrie of het Convenant Grafische Industrie. Op basis van deze convenanten stellen bedrijven
uit de branches die bij het convenant betrokken zijn vierj aarlijks een bedrij fsmilieuplan opIn het bedrij fsmilieuplan
wordt aangegeven hoe en in welke mate de milieubelasting van het bedrijf wordt teruggedrongen. Door jaarlijkse
verslaglegging wordt inzicht geboden in de voortgang van de prestaties. De grafische industrie maakt geen
bedrijfsmilieuplannen maar werkt volgens een handboek waarin de overeengekomen maatregelen zijn weergegeven.
De gemeente krijgt bij de uitvoering van de Wet milieubeheer te maken met bedrijven die invulling geven aan
deze convenanten. De gemeente kan hierbij zelfs een stimulerende rol vervullen. Dit vereist een andere benadering
door de gemeente. Met bedrijven uit de metaal-electrobranche en met de grafische industrie wordt op dit moment
ervaring opgedaan in het kader van het traject "milieu in bedrijf' en het project "STENUM". De metaal-electrobranche
reageert positief op de nieuwe benadering. Bij de grafische industrie loopt de aanpak minder soepel. In deze
bedrijfstak bevinden zich in Breda vele kleine bedrijven. De vraag is of deze bedrijven voldoende organisatievermogen
hebben om uitvoering te geven aan het convenant. Tevens is het de vraag of de inspanningen van de gemeente
opwegen tegen het te verwachten rendement bij deze bedrijven. Dit is op het moment in studie.
Het lokale doelgroepbeleid is een onderdeel van het GMP-2. Het doelgroepbeleid is één van de benaderingen
van het GMP-2. Dit beleid richt zich op duidelijk te onderscheiden doelgroepen zoals bedrijven. Daarbinnen
wordt weer onderscheid gemaakt naar groepen van bedrijven zoals branches of bedrijven op één bedrijventerrein.
De aanpak wordt gekenmerkt door het centraal stellen van de doelgroep. Wat kan en wil de doelgroep bijdragen
aan de vermindering van de milieubelasting en hoe kan die doelgroep daar het beste op worden aangesproken?
Met de doelgroep "bedrijven" is ervaring opgedaan door een project energiebesparing bij de detailhandel. Detaillisten
zijn in dit project op maat geadviseerd over de mogelijkheden van energiebesparing in hun winkel. Verder zijn
er ervaringen opgedaan met projecten op de bedrijventerreinen Moleneind-Oost/Hoogeind en De Krogten. Hier
is de bedrijventerreinvereniging de benaderde doelgroep. Gestimuleerd wordt dat bedrijven lid worden van bedrij-
ven(terrein)verenigingen en in dat verband gezamenlijk actie ondernemen op het gebied van onder meer afval-
en vervoersmanagement en energiebesparing. Naast milieu wordt hier ook aandacht besteed aan zaken als beveiliging
van het bedrijventerrein.
2.6. Stimuleren bedrijfsinterne milieuzorg
Door het invoeren van bedrijfsinterne milieuzorg kunnen bedrijven invulling geven aan hun verantwoordelijkheid
voor het milieu. Van bedrijven met een middelgrote milieubelasting wordt verwacht dat ze in 1995 een bedrijfsintern
milieuzorgsysteem hebben ingevoerd. Uit een enquête onder Bredase bedrijven blijkt dat 36% van de bedrijven
zegt een intern milieuzorgsysteem te hebben ingevoerd (Bedrijvenenquete Breda in Bedrijf 1997).
De verantwoordelijkheid voor de invoering van bedrijfsinterne milieuzorg is een verantwoordelijkheid van het
bedrijf. De gemeente kan hierin een stimulerende rol vervullen.
Bedrijven die een intern milieuzorgsysteem hebben ingevoerd, het systeem actief onderhouden en gebruiken,
vereisen een andere benadering dan bedrijven zonder een milieuzorgsysteem. Dit heeft gevolgen voor de relatie
met het bedrijf en voor de opzet van de vergunning. Gezien het percentage bedrijven dat zegt te beschikken over
een intem milieuzorgsysteem is het nodig dat de gemeente hierin een duidelijke gedragslijn ontwikkelt.
2.7. Algemeen beeld/Conclusies
Bij de sterke ontwikkeling van het milieubeleid gericht op bedrijven lag de nadruk op de kwantitatieve uitvoering
van de hoofdstukken vergunningverlening en handhaving van de Wet milieubeheer. De uitvoering van de
rijksbijdrageregelingen leidden tot een strikt kwantitatieve benadering vanuit de Inspectie Milieuhygiëne. Hierdoor
is het verlenen van een voorgeschreven aantal vergunningen en het uitvoeren van een voorgeschreven aantal controles
tot doel op zich geworden.
Schijnbaar los van elkaar doen zich tegelijkertijd verscheidene ontwikkelingen voor die op gespannen voet staan
met deze kwantitatieve benadering. Het algemene beeld is dat al deze ontwikkelingen iets gemeenschappelijk
6