-Er komt differentiatie in de manier van controleren. Een koploper wordt anders gecontroleerd dan een achterblijver. De controle kan ook meer gebruikt worden om milieuzorg te stimuleren. De exacte differentiaties moeten in de praktijk worden gemaakt. In 1999 wordt daartoe een nota "Handhaving op maat" aan het college van burgemeester en wethouders voorgelegd. -Bedrijven stimuleren tot het opstellen en uitvoeren van een bedrijfsmilieuplan. Hiermee wordt al ervaring opgedaan bij de metaal-electrobranche. Op basis van deze ervaringen wordt beoordeeld of dit ook in andere branches stimulering vraagt. Ook wordt bekeken welke aanpak net beste werkt. -Stimuleren van gestructureerde milieuzorg bij bedrijven is niet alleen een instrument maar is ook het uitgangspunt van de visie. Het stimuleren en ook de structurele milieuzorg kan op vele manieren worden opgezet. Er wordt een praktische handleiding geschreven hoe de gemeente hier mee omgaat. De gemeente propageert niet één bepaald systeem. Het gaat om de (meetbare) resultaten die een bedrijf bereikt. Ook de stimulans om tot milieuzorg te komen hoeft niet steeds dezelfde te zijn. Bij het ene bedrijf kan koppeling aan de vergunning een stimulans zijn, bij een ander bedrijf kan dat het proces doen stokken. Ook hiervoor geldt dat er maatwerk wordt geleverd. Wel dient milieuzorg aan een aantal voorwaarden te voldoen om kwalitatief acceptabel te kunnen zijn. Die voorwaarden zijn in ieder geval dat het structureel is, dat er jaarlijks verslag wordt gedaan van de resultaten en dat jaarlijks een programma van voorgenomen activiteiten wordt gemaakt en uitgevoerd. In de genoemde handleiding wordt dit verder uitgewerkt. -Doelgroepbeleid/gebiedenbeleid Niet alleen het individuele bedrijf staat centraal. Ook de verbanden waarin bedrijven opereren kunnen worden aangesproken. Voor de doelgroepen wordt gedacht aan branchesbedrij ven(terrein)verenigingen en andere koepels van bedrijven. Als gebieden worden onderscheiden de districten, het buitengebied, bedrijventerreinen, wijkwerkter- reinen en de binnenstad. Instrumenten kunnen doelgroepgericht en gebiedsgericht worden aangeboden. Voorbeeld van een doelgroepgerichte aanpak is de branchegerichte aanpak van energiebesparing. Bijvoorbeeld de energiebesparing in de veehouderij. Een gebiedsgerichte benadering is bijvoorbeeld het stimuleren van de bedrijvenvereniging Krogten om milieuprojecten uit te voeren. De keuze om op een bepaald moment tot een doelgroepgericht of gebiedsgericht project te komen kan liggen in de vraag van een branche (bijvoorbeeld als gevolg van een afgesloten convenant) of vereniging maar kan ook blijken uit de resultaten van een steekproefsgewijze controle. -Bedrijven onderling met elkaar in contact brengen. Dit is een onderdeel en één van de doelen van het doelgroepenbeleid. Het wordt hier apart genoemd omdat het op verschillende manieren uitgevoerd kan worden en omdat er veel van verwacht wordt. Bedrijven kunnen zo van elkaar leren. Maar ook komt het voor dat bedrijven van elkaar kunnen profiteren. Het afval van het ene bedrijf kan grondstof zijn voor het andere. Ook kan restwarmte van het ene bedrijf gebruikt worden door een ander. Een sprekend voorbeeld hiervan is dat de restwarmte van een energiecentrale gebruikt wordt door een forellenkwekerij om het kweekwater op de juiste temperatuur te houden. Eerder in deze nota is geschreven over de "Ökoprofit"-methode. In 1998 wordt bekeken op welke wijze zo'n aanpak in Breda kan worden toegepast. Milieuprogramma en milieuverslag In het jaarlijkse milieuprogramma wordt aangegeven welke instrumenten met welke mate van intensiteit worden ingezet. Hierbij wordt ook de keuze van de inzet van die instrumenten onderbouwd in termen van te verwachten resultaten. In het jaarlijkse milieuverslag worden vervolgens de resultaten weergegeven. Mede op basis daarvan wordt de programmering opgesteld. 14

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1998 | | pagina 1071