Gemeente Breda
Raadsvoorstel vervolg
Registratienummer 2126
dat ook het verhandelde ter hoorzitting geen nieuwe gezichtspunten heeft opgeleverd.
De commissie acht de bezwaren ongegrond.
2.mevr.C.H.Goos-van Dongen te Breda.
Het bezwaarschrift van mevrCHGoos-van Dongen is door de raad als zienswijze
betrokken bij de vaststelling van het raadsbesluit van 26 juni 1997. De commissie
deelt de overwegingen van de raad naar aanleiding van deze zienswijze, waarbij zij
opmerkt dat ook het verhandelde ter hoorzitting geen nieuwe gezichtspunten heeft
opgeleverd. De commissie acht de bezwaren ongegrond.
Aan het hiervoor besprokene voegt de commissie nog het volgende toe:
Het besluit van de raad van 26 juni 1997 is gebaseerd op artikel 8 van de Wet
Voorkeursrecht Gemeenten. Het eerste lid van dit artikel schrijft voor dat bij het
raadsbesluit een kaart behoort "waarop de betrokken gronden en de aan die gronden
toegedachte bestemming zijn aangeduid"Het is de commissie gebleken dat op de bij
het raadsbesluit van 26 juni 1997 behorende kaart, de toegedachte bestemming niet is
vermeld. Gelet echter op de relatie zoals die in het dictum van het raadsbesluit
wordt gelegd tussen de op de bij het besluit behorende tekeningen en de
structuurvisie Steenakker-Noord, acht de commissie deze omissie niet overwegend, te
meer nu niet is gebleken dat daardoor belanghebbenden in hun positie zouden zijn
benadeeld. De commissie adviseert de desbetreffende omissie bij het in het kader van
de heroverweging te nemen raadsbesluit te repareren.
Concluderend komt de commissie tot het advies om de ingediende bezwaren ongegrond te
verklaren en op de bij het raadsbesluit van 26 juni 1997 behorende kaart de aan de
betrokken gronden toegedachte bestemming aan te duiden.
Consequenties
Tegen de beslissing van de raad is beroep bij de arrondissementsrechtbank mogelijk.
Communicatie
n.v.t.
Commissiebehandeling
De commissie Economische Zaken,CultuurWAM en Grondbedrijf kan zich met dit voorstel
verenigen.