Gemeente Breda
Raadsvoorstel vervolg
Registratienummer 4839
verzorgingstehuis inmiddels wat extra parkeergelegenheid (16 extra
parkeerplaatsen) gecreëerd.
Indien appellant verder meent dat zijn eigendom door onderhavige plannen in
waarde zal verminderen heeft hij de mogelijkheid om op grond van artikel 49
van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de schade tengevolge van
bestemmingsplanbepalingen, die redelijkerwijs niet voor zijn rekening mag
blijven, te claimen bij de gemeente. Op basis van een dergelijk verzoek zal
worden bepaald in hoeverre appellant schade heeft of zal leiden.
Conclusie
Deze zienswijzen worden ongegrond geoordeeld.
3. H.A.C. Verpalen.
Inhoud zienswijzen.
Heeft bezwaar tegen de geplande plaats van de gevels aan de zijde van de
Slotlaan. Bovendien is hij van mening dat de waarde van zijn eigendom met
minimaal 3 0% zal verminderen door met name de hoogte van de geplande
nieuwbouw. Door het nieuwbouwplan zal zijn privacy worden aangetast. Acht het
handhaven van het PNEM-gebouwtje in strijd met het belang van het bouwplan.
Tenslotte zet appellant vraagtekens bij het toekomstige onderhoud van het
geplande groen gezien zijn huidige ervaringen.
Beoordeling.
Bij het projecteren van de gevels van de nieuwbouw is als uitgangspunt
genomen de plaats waar de gevels van het bestaande kruisgebouw zich nu
bevinden om zodoende in ieder geval de bestaande afstand tot de
tegenovergelegen woningen te handhaven. Een en ander achten wij planologisch
dan ook aanvaardbaar omdat de thans voorgestane hoogte van de nieuwbouw zelfs
nog lager is dan overeenkomstig het vigerende plan is toegestaan zoals
hiervoor onder punt 2 al is aangegeven. Ten aanzien van de waardevermindering
van zijn eigendom wordt verwezen naar hetgeen hierover eveneens onder punt 2
is weergegeven.
Ten aanzien van de bezwaren tegen het handhaven van het PNEM-gebouwtje wordt
opgemerkt dat het bestemmingsplan mogelijkheden geeft dit gebouw te
vernieuwen, niet om het te verplaatsen. Reden hiervan is dat de eigenaar van
het gebouw hieraan geen prioriteit geeft, vanwege de hiermee gepaard gaande
kosten, aan vernieuwing en verplaatsing van dit gebouw. Ook van de zijde van
de gemeente is een verplaatsing van het betreffende gebouw niet noodzakelijk
om tot een goede invulling c.q. opzet van het gebied te komen. Vanwege het
feit dat er ter plaatse voor de nieuwbouwwoningen ook bergingen zullen moeten
worden opgericht is dan ook voor de in het bestemmingsplan aangegeven
regeling gekozen.
Door de nieuwbouw van aanleunwoningen zal de privacy van appellant inderdaad
enigszins verminderen. Wij zijn echter de mening toegedaan dat dit
aanvaardbaar is gezien het gegeven dat in een intensief bebouwd gebied, als
-3-