Gemeente Breda
Agendapuntnummer 1998/235
Raadsvoorstel
Registratienummer 4805
Dienst/afdeling RME/JZ
Aantal bijlagen
Betreft: Het voeren van een artikel 19 WRO-procedure ten behoeve van de bouw van een
kantorencomplex aan de Tramsingel
Inleiding
Op 24 juli 1998 is ingekomen een verzoek van Korteweg Bouw B.V. mede namens Johan
Matser projectontwikkeling B.V.* om vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de
Wet op de Ruimtelijke Ordening ten behoeve van de bouw van een kantorencomplex aan
de Tramsingel
Het bouwplan is gelegen in het bestemmingsplan Tramsingel met de geldende bestemming
"Bedrijfsdoeleinden B-A". Het bouwplan is niet in overeenstemming met de
voorschriften van het geldende bestemmingsplan.
De raad heeft op 18 december 1997 een voorbereidingsbesluit voor de hiervoor
genoemde bouwlocatie genomen. Er is nog geen nieuw bestemmingsplan vastgesteld.
Voorstel
Te besluiten om ten behoeve van het op 24 juli 1998 ingekomen verzoek van Korteweg
B.V. mede namens Johan Matser projectontwikkeling B.V., om vrijstelling van de
vigerende bestemmingsplanvoorschriften voor de bouw van een kantorencomplex aan de
Tramsingel de procedure artikel 19 a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te
voeren
Motivering/Toelichting
Gelet op het bepaalde in artikel 19, lid 3 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening
heeft uw raad de bevoegdheid de beslissing omtrent het verlenen van vrijstelling aan
zich te houden. Het verzoek om vrijstelling heeft daartoe voor u ter visie gelegen.
Naar aanleiding van deze tervisielegging heeft meer dan 1/5 van het aantal leden van
uw raad te kennen gegeven dat zij wensen dat de raad beslist over het onderhavige
verzoek om vrijstelling.
Dit betekent dat uw raad thans moet beslissen of ten behoeve van het onderhavige
verzoek om vrijstelling al dan niet de procedure artikel 19 a van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening gevoerd kan worden.
Indien hiertoe besloten wordt dient het voornemen om medewerking te verlenen
gepubliceerd te worden en wordt het bouwplan 2 weken ter visie gelegd.
Over eventuele bedenkingen dient uw raad dan te besluiten.
Als de bedenkingen geen aanleiding zijn om af te zien van het verzoek om
vrijstelling dan kan de verklaring van geen bezwaar bij Gedeputeerde Staten worden
aangevraagd