Gemeente Breda
Raadsvoorstel vervolg
Registratienummer 4576
1.714.755,-- toevoegen aan het huisvestingsbudget onder meer ter
dekking van de onderwijsknelpunten 1999 (bezuinigingstaakstelling i.r.t.
leerlingenaantallen voortgezet onderwijs, onderwijshuisvesting en
schoolzwemmen)
Motivering/toelichting
In de Wet Decentralisatie Huisvesting wordt in artikel XX aangegeven dat de
gemeenteraad een beslissing dient te nemen volgens welke berekeningswijze
de afrekening zal geschieden. De gemeente heeft per schoolsoort de keus
tussen een normatieve berekeningswijze en een berekeningswijze op basis van
de werkelijke uitgaven.
Keuze van de te volgen afrekeninqssvstematiek
1. Hoewel de gemeenteraad in beginsel volledig vrij is in zijn keuze wordt
in de toelichting op de Overhevelingsregeling een beroep gedaan op
gemeentebesturen om binnen redelijke grenzen van bestuurlijke
uitvoerbaarheid te kiezen voor de meest rechtvaardige keuze, namelijk de
berekeningswijze die gebaseerd is op de werkelijke uitgaven.
2. Een vergelijking tussen beide methoden laat zien dat een keuze voor
normatieve uitgaven irreëel is zoals uit de volgende cijfers blijkt.
Over te hevelen bedragen Basisonderwijs Speciaal Onderwijs Totaal
op basis van:
Normatieve uitgaven 980.579,-- 532.136,-- 1.512.715,-
Werkelijke uitgaven 2.619.529,-- 2.007.511,-- 4.627.040,-
In beide gevallen zijn de inkomsten precies hetzelfde.
De totaalstand van de voorzieningen bedraagt 6.343.000,-- (bijlage II).
3. De gemeente Breda heeft ook de taak om de afrekening van de voormalige
rand-gemeenten Prinsenbeek, Teteringen en Nieuw-Ginneken op te stellen. Een
aantal gegevens is niet meer te achterhalen, waardoor de normatieve
berekeningswijze niet meer kon worden opgesteld omdat niet over voldoende
indicatoren kan worden beschikt.
4. Een normatieve berekening dient te worden gedaan op basis van een
beperkt aantal indicatoren. Zo'n berekening kan nooit een gedetailleerd
beeld geven van de normatief berekende uitgaven. Geringe wijzigingen kunnen
in het programma leiden tot extreem hogere of lagere uitgaven zonder dat
dit wordt onderbouwd.
Op basis van bovenstaande redenen wordt dan ook voorgesteld te kiezen voor
afrekenen op basis van werkelijke uitgaven.
-2-