Gemeente Breda Raadsvoorstel vervolg Registratienummer 4935 school is gelegen. De bekostigingssystematiek voor het BO/SO brengt naar het oordeel van bezwaarmakende voorts met zich mede dat de leerlingen van een dislokatie voor de bekostiging worden toegerekend aan de gemeente van de hoofdvestiging, ook al is de dislokatie op het grondgebied van een andere gemeente gelegen. Naar aanleiding van het bezwaarschrift heeft onze commissie het volgende overwogen. Op grond van artikel 73 van de ISOVSO draagt de raad ten behoeve van de door de gemeente in stand gehouden scholen en ten behoeve van de niet door de gemeente in stand gehouden scholen zorg voor de voorzieningen in de huisvesting op het grondgebied van de gemeente. Op grond van het tweede lid van voornoemd artikel kan deze zorg zich ook uitstrekken over nevenvestigingen van scholen, ook al is de hoofdvestiging op het grondgebied van een andere gemeente gelegen. Uw raad heeft zich bij zijn beslissing van 18 december 1997 op het standpunt gesteld dat in artikel 73 van de ISOVSO het territorialiteitsbeginsel is neergelegd, inhoudende dat een gemeente geen zorg kan hebben voor de voorzieningen in de huisvesting, voorzover die voorzieningen niet gelegen zijn op het grondgebied van de gemeente. Waar de voorziening in casu betrekking heeft op een dislokatie van een in Breda gevestigde school, maar deze dislokatie gesitueerd is op het grondgebied van een andere gemeente, oordeelde uw raad dat zich de weigeringsgrond van artikel 82 lid 1 sub f de gewenste voorziening is niet noodzakelijk) voordeed. In het kader van de naar aanleiding van het bezwaarschrift noodzakelijke heroverweging van de beslissing van 18 december 1997 is onze commissie tot het oordeel gekomen dat de enkele omstandigheid dat die voorziening is gepland op het grondgebied van een andere gemeente de afwijzing van het verzoek onvoldoende motiveert Recent heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State immers uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Speciaal Onderwijs Herlaarhof te Vught en de Staatssecretaris van OCW. Concreet ging het hierbij om een door genoemde Stichting te realiseren dislokatie op het grondgebied van de gemeente Eindhoven. De Afdeling overwoog dat het verzoek om medewerking voor een dislokatie ingediend moet worden bij de gemeente waar de school is gevestigd. Ten aanzien van het al dan niet medewerking verlenen aan een dislokatie overweegt de Afdeling vervolgens dat volgens het Bekostigingsbesluit ISOVSO/OISOVSO een dislokatie slechts voor bekostiging in aanmerking komt als het te huisvesten aantal groepen leerlingen groter is dan het vastgestelde aantal lokalen van het hoofdgebouw. Uitgangspunt is immers dat een school, voor wat betreft de huisvesting, in één gebouw is ondergebracht. De bekostiging van een dislokatie wordt volgens de Afdeling daarom slechts overwogen als er sprake is van een capaciteitsgebrek in het hoofdgebouw. Wij tekenen bij deze uitspraak overigens aan dat zich het geschil toespitste op de vraag bij welke gemeente een verzoek voor medewerking aan een dislokatie moet worden ingediend en welke criteria daarbij op grond van de bekostigingssystematiek hebben te gelden. Een expliciete verwerping van het door uw raad in artikel 73 gelezen territorialiteitsbeginsel is m.a.w. hierin nog niet gegeven. Weliswaar wijst bezwaarmakende Stichting R.K.Onderwijs, verbonden aan MCKlokkenberg voor de weerlegging van dit beginsel naar de Nota van Toelichting -2-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1998 | | pagina 1451