Gemeente Breda
Raadsvoorstel vervolg
Registratienummer 52 95
ter inzage hadden gelegen waren reclamanten niet of onvoldoende in staat te
beoordelen of zij zelf in staat en bereid waren de voorgenomen bestemming te
realiseren, waardoor goedkeuring aan onteigening moest worden onthouden, zo overwoog
De Kroon.
In de thans voorgenomen onteigening Heilaar-Steenakker, deelplan Zuid is het
bovenstaande echter niet aan de orde. Weliswaar vermeldt het bestemmingsplan hier de
globale bestemming bedrijfsdoeleinden (B)maar voor het te onteigenen plangedeelte
wordt deze middels de subbestemming (v) zeer stringent nader gespecificeerd ten
behoeve van een veiling- en grossierscentrum. Verder is in de plantoelichting nog
een omschrijving van de zienswijze van de gemeente ten aanzien van de meest gewenste
ontwikke1ing opgenomen
Uit de feitelijke ontwikkelingen ter plekke is voor een ieder duidelijk kenbaar
welke ontwikkeling in het gebied wordt beoogd.
De stelling van de heer De Boer dat het werk waarvoor wordt onteigend heel concreet
dient te zijn, en dat daartoe een gedetailleerd gemeentelijk plan bestaat en dat bij
afwezigheid daarvan de grondslag voor onteigening ontbreekt, vindt ons inziens in
zijn algemeenheid echter geen steun in de Onteigeningswet dan wel -jurisprudentie.
De heer De Boer voert overigens bovengenoemde stelling aan zonder deze verder te
onderbouwen
Op grond van het bovenstaande wordt tot ongegrondheid van de zienswijze op dit punt
geconcludeerd
ad 4In de lijst van te onteigenen percelen is bij de heer Verdonk aangegeven dat
deze onder huwelijkse voorwaarden getrouwd is met mevrouw P.A.M. Jansen. In het
uittreksel van het kadaster staat echter dat zij in algehele gemeenschap van
goederen zijn gehuwd. De lijst is hierop aangepast, een gewijzigd exemplaar is bij
de stukken gevoegd.
Zienswij ze heer Verwijmeren
De zienswijze van de heer Verwijmeren is op 1 oktober 1998 afgegeven in het
Stadskantoor. Inhoudelijk komt deze er kort gezegd op neer dat de gemeente
onvoldoende pogingen heeft ondernomen om tot minnelijke verwerving te komen.
Ontvankelijkheid:
Daar de zienswijze van de heer Verwijmeren is ingekomen binnen de daartoe ingevolge
artikel 3:13 Awb gestelde termijn en overigens niet is gebleken van formele gebreken
dient deze ontvankelijk te worden verklaard.
Gegrondheid:
De heer Verwijmeren stelt dat enige tijd geleden de onderhandelingen met hem zijn
opgestart, doch niet zijn voortgezet. Hij is van mening dat geen sprake is geweest
van behoorlijke onderhandelingen en dat thans niet tot het opstarten van de
procedure kan worden overgegaan.
-6-