Gemeente Breda
Raadsvoorstel vervolg
Registratienummer 5295
Op 21 april van dit jaar is er van de zijde van de dienst RME voor het eerst contact
opgenomen met de heer Verwijmeren. Gelet op de fasering van het IABC-terrein
(Greenery) waren eerdere onderhandelingen niet aan de orde. Op 14 mei 1998 heeft de
dienst RME een schriftelijke aanbieding gedaan aan de heer Verwijmeren, waarbij een
taxatierapport met specificatie is bijgevoegd.
Dit rapport is op 2 juni jl. met de heer Verwijmeren en zijn adviseur besproken.
Naar aanleiding daarvan is dezerzijds de taxatie aangepast, en middels een schrijven
van 24 augustus jl de adviseur in kennis gesteld. Op 1 oktober jl heeft de adviseur
geantwoord. Er blijft echter een aanmerkelijk verschil van mening over de hoogte van
de schadevergoeding.
Duidelijk is dat wel degelijk getracht is om tot overeenstemming te komen doch dat
er een verschil van mening blijft bestaan over de hoogte van de schadevergoeding. De
rechtsgang als voorzien in de Onteigeningswet is er juist voor om in dit soort
gevallen uitkomst te bieden.
Op dit punt achten wij de zienswijze zoals ingediend door de heer De Boer ongegrond.
Conclusie
Omdat ten aanzien van alle ingekomen zienswijzen tot ongegrondheid wordt
geconcludeerd en ook verder niet is gebleken van feiten en omstandigheden op grond
waarvan onteigening niet mogelijk dan wel wenselijk is, wordt uw raad thans
voorgesteld tot onteigening overeenkomstig het bij dit voorstel behorende
raadsbesluit
Consequenties
Juridische
Het raadsbesluit tot onteigening dient ter goedkeuring aan de Kroon worden
aangeboden. Op grond van het bepaalde in artikel 84 van de Onteigeningswet kunnen
belanghebbenden die tijdig hun zienswijze naar voren hebben gebracht, bij de Kroon
schriftelijk bedenkingen naar voren brengen tegen het raadsbesluit tot onteigening.
Middels een goedgekeurd onteigeningsbesluit kan de gerechtelijke procedure tot
onteigening worden gestart.
Communicatie
In verband met bepaalde in artikel 84 van de Onteigeningswet dient het raadsbesluit
tot onteigening tegelijk met de voordracht ervan aan de Kroon, gedurende vier weken
voor een ieder ter inzage te worden gelegd.
Van genoemde ter inzagelegging wordt kennisgegeven middels publicatie in het
Stadsblad.