de grote aandacht voor de bredere omgeving waarin de plangebieden liggen. Dit gaat verder dan Westerpark en is een succes van de externe integratie van milieubeleid. Het zijn echter nog plannen. Het realiseren van deze plannen zal nog veel inzet vragen. Regulier werk Dit betreft de inbreng van "milieu" in de plan-ontwikkelingen. Geconstateerd wordt dat het milieugehalte van plannen steeds vaker "automatisch" ontstaat. Dat wil zeggen zonder dat vanuit de milieudiscipline bijzondere of extra inzet nodig is. Wel dient de milieudiscipline inhoudelijke voeding te blijven geven om te zorgen voor nieuwe impulsen. Gesteld kan worden dat een aantal milieuthema's in de ruimtelijke ordening in hoge mate is geïntegreerd. Het gaat dan met name om de thema's water en landschap en natuur. Het thema energie maakt op dit moment goede vorderingen. Opvallend is dat het thema Afval in de ruimtelijke plannen weinig aandacht krijgt. (Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de afval-logistiek in nieuwbouwwijken en inpandige of ondergrondse gescheiden afval voorzieningen bij hoogbouw.) Ook kan worden gesteld dat bij de daadwerkelijk realisatie van de plannen milieu nog niet volledig is geïntegreerd. Milieu-onderdelen van plannen staan vaak onder druk als het gaat om de exploitatie van een plan. Een kennelijk integraal plan valt dan in onderscheiden delen uit elkaar. Het lijkt daarom logisch dat de milieu-aandacht meer en meer verschuift van de inhoud van de planvorming naar de realisatie van de plannen. In 1997 is in samenwerking tussen de VNG en een aantal gemeenten, waaronder Breda, een rekenmethode ontwikkeld waarmee de verschillende aspecten van duurzaamheid integraal kunnen worden berekend in de planexploitatie. In 1998 heeft het college besloten dat deze methode, KODUP (KOsten van Duurzame Uitbreidingsplannen) genaamd, zal worden toegepast op een voorbeeldplan als alternatief naast de gebruikelijke berekeningsmethoden. In 1999 wordt aan die opdracht uitvoering gegeven. Een aandachtspunt is het gedrag van de bewoners van duurzaam gebouwde nieuwbouwlocaties. Uit onderzoek is gebleken dat 30% van de potentiële milieuwinst beïnvloed wordt door het gedrag van de bewoners. In 1999 start een project om te onderzoeken hoe daar vanuit de gemeente resultaten kunnen worden bereikt. Projecten Duurzame stadsontwikkeling Onderzoek opzet milieuvriendelijk wonen 2.4. Ontwikkeling Instrumentarium Inleiding In 1999 moet worden nagedacht over een eventueel vervolg op het tweede Gemeentelijk milieubeleidsplan. In het voorjaar van 1999 zal daarom een verkennend document verschijnen waarin de milieu-opgaven worden geschetst waarvoor Breda de komende jaren komt te staan. Op basis daarvan kunnen college en raad contouren en uitgangspunten aangeven voor de derde periode van gemeentelijk milieubeleid. Het instrumentarium waarmee het milieubeleid wordt uitgevoerd is voortdurend in ontwikkeling. Een van de taken van het milieubeleid is het aanjagen van nieuwe ontwikkelingen bij andere disciplines (externe integratie). De vakdirectie Milieu rekent het tot haar regulier werk om andere disciplines hierin te faciliteren. Jaarlijks terugkerende producten die tot het instrumentarium van het milieubeleid worden gerekend zijn de milieuprogramma's en -verslagen, de milieuprijs en de monitor. Nu de externe integratie van milieubeleid verder voortschrijdt verschuift de aandacht voor de milieu-inhoud meer naar de wijze waarop die inhoud gerealiseerd wordt. Succesvolle externe integratie van milieubeleid betekent dat de vakdirectie milieu niet langer verantwoordelijk is voor die inhoud. En dat betekent dat "milieu" een andere rol inneemt in het beleids(uitvoerings)proces Er ontstaat behoefte aan instrumenten waarmee die nieuwe rol van milieu kan worden ingevuld. Gedacht kan worden aan een milieuparagraaf in college- en raadsvoorstellen. Projecten Contouren milieubeleid na 1999. Evaluatie GMP2. 12

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1998 | | pagina 1552