Gemeente Breda
Raadsvoorstel vervolg
Registratienummer 24 93
4. Extra OBD-begeleiding
21.000
5. Nul-analyse t.b.v. Onderwijsachterstandenplan 1998-2002:
48 862
6. Uitvoeringsorganisatie OAB:
19750
Totaal
284.612
In dit bestedingsvoorstel is een aantal voorstellen van de OVG-Breda niet overgeno
men. De reden hiervoor is dat het binnen de huidige context, waarin gesproken wordt
over het verbeteren en vernieuwen van bestaand beleid, niet verantwoord en wenselijk
is om nu met deze nieuwe activiteiten te starten. Het risico bestaat namelijk dat
deze activiteiten na 1 augustus 1998 gestaakt moeten worden, omdat in het Onderwijs
achterstandenplan 1998-2002 andere keuzes gemaakt gaan worden. Het is niet wenselijk
omdat de gemeente bij het maken van de beleidskeuzes in het kader van het Onderwijs
achterstandenplan 1998-2002 zo min mogelijk moet zijn belast met beslissingen die
momenteel onvoldoende binnen de totale beleidscontext kunnen worden overzien. De
mogelijkheid bestaat dat de nu niet gehonoreerde projecten, op basis van een zorg
vuldige afweging, alsnog vanaf 1 augustus 1998 gefinancierd gaan worden.
De nu wel gehonoreerde projecten betreffen: eenmalige onderzoeks- en advieskosten
(nrs2.2., 5. en 6.); projecten die in principe na 1 augustus 1998 gestaakt kunnen
worden (nrs1.1.3., 1.1.4., 1.1.5., 1.2., 2.1., 3.1. en 4.) en projecten waarvan
bij de uitwerking van het Onderwijsachterstandenplan 1998-2002 reeds bij meerdere
gelegenheden door alle partijen is aangegeven dat deze projecten na 1 augustus 1998
zouden moeten worden voortgezet (nrs. 1.1.1., 1.1.2. en 2.3.). Overigens geldt dat
met name vanuit het veld de voorkeur is uitgesproken om al deze projecten, met
uitzondering van de onderzoeks- en advieskosten, in het Onderwijsachterstandenplan
1998-2002 op te nemen. De wenselijkheid en haalbaarheid hiervan zal echter, zoals
eerder gezegd, sterk afhangen van de inhoudelijke prioriteitstelling die nog moet
plaatsvinden en van de beschikbare middelen die na 1 augustus 1998 beschikbaar zijn.
Dit geldt derhalve ook voor de projecten waarvan men nu van mening is dat die na 1
augustus 1998 voortgezet zouden moeten worden.
Op basis van het vorenstaande en de eerder verwoorde uitgangspunten wordt tot een
bedrag van 284.612,- voorstellen gedaan. Aangezien 403.929,- beschikbaar is
resteert 119.317,-. Voorgesteld wordt om dit restant toe te voegen aan de middelen
voor de planperiode 1998-2002.
Een bijkomend argument om enige terughoudendheid te betrachten bij de besteding van
deze middelen is dat op dit moment nog geen duidelijkheid bestaat over de effecten
die de decentralisatie zal gaan hebben op de omvang van de specifieke uitkering. Het
is op dit moment dan ook nog niet met zekerheid te zeggen of Breda over dezelfde
hoeveelheid middelen kan blijven beschikken als nu. Deze onzekerheid gekoppeld aan
de vele wensen voor nieuwe activiteiten en projecten, rechtvaardigt het besluit om
deze extra middelen met enige terughoudendheid in te zetten en de resterende midde
len toe te voegen aan het budget voor de planperiode 1998-2002.
-5-